Lees verder
Het Archief en Documentatiecentrum van de Nederlandse Gedragswetenschappen (adng) ontving in januari van dit jaar het archief van de Groningse psycholoog W.K.B. Hofstee (1936-2021). Een rijk archief met veel interessant materiaal, dat momenteel wordt bewerkt en toegankelijk gemaakt voor wetenschapshistorisch onderzoek. In Hofstees boekenbestand trof Willem Koops het verslag aan van het VIIIth International Congress of Psychology, gehouden van 6 tot en met 11 september 1926 te Groningen, onder voorzitterschap van de Nederlandse filosoof/psycholoog Gerard Heymans. Om verschillende redenen is dit congresverslag interessant, betoogt Koops.
Willem Koops

De IUPsyS

Het International Congress of Psychology werd in 1889 voor de eerste keer georganiseerd door een internationale commissie met de naam International Congress. Sinds 1889 werd er eens per vier jaar een internationaal congres georganiseerd. Na de Tweede Wereldoorlog wilde men niet alleen congressen organiseren, maar ook op andere vlakken internationale samenwerking bevorderen. In 1948 leidde dat ertoe dat het International Congress een nieuwe naam kreeg: International Union of Psychological Science (iupsys). Deze Union bestaat tot de dag van vandaag en organiseert nog steeds vierjaarlijkse conferenties. Daarnaast houdt iupsys zich bezig met tal van activiteiten ten behoeve van de internationale ontwikkeling van de psychologie: het onderhoudt vruchtbare relaties met de Unesco, geeft een tijdschrift uit (International Journal of Psychology), geeft boeken uit, beheert fondsen voor internationale uitwisselingsprogramma’s, geeft awards aan senioren en veel belovende jongeren etc. De geschiedenis van iupsys is beschreven in een boek van Rosenzweig et al. (2000).

De in Groningen georganiseerde conferentie was de achtste uit de geschiedenis van iupsys. In de begintijd was het vierjaarlijkse schema niet steeds precies aangehouden, mede ook in verband met de Eerste Wereldoorlog. Deze achtste zou eigenlijk in de vs georganiseerd worden, maar de Amerikanen lieten het afweten vanwege de voor de Europeanen zeer ongunstige valutakoersen; ze verzochten de conferentie in Nederland te organiseren.

De keuze voor Nederland had vooral met de internationale roem van de Groningse filosoof/psycholoog Gerard Heymans te maken. Heymans werd de voorzitter van deze eerste grote internationale psychologie-
conferentie in Nederland. Een conferentie, die een volle week in beslag nam en waaraan de belangrijkste psychologen uit de gehele wereld deelnamen.

Gerard Heymans

Gerard Heymans (1857-1930) is de grondlegger van de psychologie in Nederland. Na een bezoek aan de laboratoria in Leipzig van Wilhelm Wundt (1832-1920), algemeen beschouwd als de founding father van de experimentele psychologie, verkreeg Heymans subsidie van de Rijksuniversiteit Groningen om een psychologisch laboratorium met ook elders in de wereld gebruikelijke apparaten in te richten. Dat deed hij in 1892, het jaar dat nu geldt als vestigingsjaar van de psychologie in Nederland.

In 1992 werd dan ook in grote stijl in Groningen het eeuwfeest van de Nederlandse psychologie gevierd met een psychologencongres, een tentoonstelling van instrumenten uit het laboratorium van Heymans en met speciale edities in de toen nog bestaande vakbladen Nederlands Tijdschrift voor de Psychologie en Psychologie en Maatschappij, alsmede in het enige nu nog bestaande Nederlandse psychologische vakblad De Psycholoog. In het Universiteits-gebouw in Groningen heeft men de zaal waarin Heymans college placht te geven de naam Heymanszaal gegeven en het psychologisch instituut van de Groningse Universiteit kreeg de naam Heymans Instituut. Heel lang droegen interne publicaties vanuit dit Instituut de naam Heymans Bulletin (zie van Striens biografie van Heymans uit 2013).

Heymans was ook een wereldwijd erkende filosoof. Volgens Van Strien (2013) was Heymans na Spinoza de belangrijkste Nederlandse filosoof. Hij doceerde over de geschiedenis van de wijsbegeerte, de logica, de metafysica en de zielkunde. Hij gaf een experimenteel psychologische wending aan zijn beoefening van de wijsbegeerte. Heymans was een intelligente verdediger van het psychisch monisme: hij vatte het psychische (bij hem vooral het bewustzijn) op als de primaire werkelijkheid. De werkelijkheid buiten ons bewustzijn doet zich voor als materiële werkelijkheid, wat voortkomt uit de organisatievorm van ons waarnemingsapparaat. Dit psychisch monisme en de behoefte empirisch analytisch te werk te gaan maakte van de filosoof Heymans de grondlegger van de moderne psychologie in Nederland. Hij publiceerde zijn empirisch psychologisch onderzoek in de internationale Duits-talige tijdschriften van zijn tijd, met name in het Zeitschrift für Psychologie. Nederlandse psychologen kennen vooral Heymans’ persoonlijkheidsonderzoek (samengevat in ‘de kubus van Heymans’) en zijn rectorale rede ‘De toekomstige eeuw der psychologie’ (Heymans, 1909), waarin hij zijn enorme optimisme over de emancipatoire werking van de wetenschappelijke psychologie uiteenzette.

Het congres van 1926

In zijn inleiding in het congresboek wijst Heymans erop dat het zeer belangrijk is dat collega-onderzoekers in hetzelfde veld persoonlijk communiceren en discussiëren. Hij schrijft: ‘For certainly reading books and periodicals is a valuable thing, but for thoroughly understanding each other we need the expression of the face and the tone of the voice; we need above all a quiet talk of a few minutes, just to remove a difficulty or to set right a misunderstanding’. Wie in de coronatijd alsmaar online moest vergaderen en presenteren, zal het hartgrondig met Heymans eens zijn: het missen van gelaatsexpressies en andere lichaamstaal is een ernstige communicatieve verarming.

Heymans voerde een innovatie in ten opzichte van eerdere conferenties. Omdat hij bij uitstek discussie wilde bevorderen, eiste hij van de deelnemers dat ze al voor 1 januari 1926 hun summaries (nog niet zoals nu abstracts genoemd) voor de conferentie in september van dat jaar opstuurden naar de secretaris, Dr. H. Brugmans, de latere opvolger van Heymans. Hij slaagde erin deze summaries vroegtijdig toe te zenden aan alle deelnemers. De National Committee groepeerde op grond van de samenvattingen samenhangende symposia. Deze commissie bestond onder meer uit leden als E. D. Wiersma, de hoogleraar psychiatrie uit Groningen met wie Heymans bevriend was en grootschalige enquêtes had opgezet, F. Roels, hoogleraar psychologie in Utrecht, de al genoemde Brugmans, en
F.J.J. Buytendijk, de latere hoogleraar psychologie in Utrecht, die ten tijde van de conferentie hoogleraar algemene fysiologie aan de Groningse universiteit was.1

De deelnemers aan de conferentie werden geacht de symposiumbijdragen gelezen te hebben en er werd verwacht dat de eigen presentatie zich toespitste op een verheldering van het eigen standpunt ten opzichte van die van de andere deelnemers in hetzelfde symposium.

Deelnemers dienden zich dus voor te bereiden op discussie, niet op een presentatie. Heymans en zijn commissieleden hoopten zo ‘the discussions more fruitful than they have sometimes been in the past’ te maken. Ook nu in onze tijd kost het de nodige inspanning van congres-organisatoren voldoende tijd te reserveren voor discussie. Met onze snellere internetcommunicatie zouden we vaker het voorbeeld van Heymans kunnen volgen: deelnemers lezen van tevoren de stukken en beperken zich voornamelijk tot discussie met peers.

De term invited address was nog niet uitgevonden, maar men spande zich in om de beroemdste deelnemers te krijgen. Beroemd waren zij die een internationale reputatie hadden en invloedrijke publicaties op hun naam hadden staan. De internationale gemeenschap van psychologen was nog maar een fractie van de hedendaagse, en iedereen kende iedereen. In de eerste Announcement werd aangekondigd dat het congres, als in het verleden, beperkt zou zijn ‘to about 200 wellknown psychologists and a few others, to be invited by the Committee’. Wie niet werd uitgenodigd kon zich weliswaar melden bij de secretaris, maar het is duidelijk dat de commissie over deelname besliste. Niet beroemde en niet bekende psychologen konden het vergeten.

Het resultaat mag er zijn: het overgrote merendeel van de deelnemers waren beroemdheden die we nog steeds kennen uit de handboeken en historische studies, doorgaans als grondleggers van deelgebieden en theoretische en methodologische benaderingen. Een selectie: N. Ach, L. Binswanger, E.C. Boring, C. Bühler, K. Bühler, F.J.J. Buytendijk, E. Claparède, O. Decroly, P. Janet, G. Kafka, W. Köhler, F. Sander, O. Selz, W. Stern, E. Spranger, L.L. Thurstone, H. Werner. Wie van ons zou daar niet heel graag bij geweest zijn!

Aan deze selectie kan eenieder die de geschiedenis van de psychologie kent meteen zien dat ‘de’ psychologie nog niet verkaveld was in specialismen. De conferentie kende bijdragen van klinisch psychologen/psychiaters als Binswanger, Janet, en ook van de nog jonge Buytendijk; experimenteel psychologen (psychonomen zouden we nu zeggen) als Boring (die later het klassieke boek over de geschiedenis van de experimentele psychologie schreef), Sander (emoties), en Selz (cognitie); ontwikkelingspsychologen, zoals de Bühlers (die vooral de taalontwikkeling bestudeerden), Werner (fundamenteel theoreticus van de ontwikkelingspsychologie), pedagogiek en onderwijspsychologie (Claparède, Decroly); dier- en vergelijkende psychologie (Kafka, Köhler en ook Buytendijk); en persoonlijkheidspsychologie (Stern, Spranger), methodologie en psychometrie (Thurstone, Wiersma).

Men kan gemakkelijk waarnemen dat er veel minder dan nu consensus bestond over de methodologie van het wetenschappelijk onderzoek. In de inhoudsopgave ziet men meteen dat er discussies zijn over de erklärende en de verstehende methode, over de rol van de statistiek, over gestaltpsychologie versus elementenpsychologie. Heymans en zijn medeorganisatoren stonden open voor discussie. Maar, zoals verderop nog aan de orde zal komen, de empirisch analytisch ingestelde Heymans was bepaald niet ingenomen met in zijn ogen zweverige ideeën uit Europa
en bewustzijn-ontkennende Amerikaanse benaderingen (behaviorisme).

De intenties van heymans

De voertaal was niet zoals nu uitsluitend Engels, Duits en Frans werden evenzeer geaccepteerd. Die dominante Europese talen zijn we door de amerikanisering na de Tweede Wereldoorlog geheel kwijtgeraakt. Ik kan niet nalaten op te merken dat we daarmee ook de toegang tot belangrijke psychologische tradities zijn kwijtgeraakt. De (geselecteerde) deelnemers kwamen uit nagenoeg alle Europese landen, Amerika, Rusland en Japan. Heymans geloofde diep in het noodzakelijke internationale karakter van de psychologie. In zijn (Duitstalige) afsluiting van het Congres verdedigde hij deze stelling over de psychologie, door de verborgenheden en verwikkelingen van het menselijk zielenleven verhelderd te hebben, ‘…wird sie uns dem Reich des Friedens und der Gerechtigkeit naher gebracht haben.’ Vandaag de dag kan men zeer verlangen naar een zo enthousiaste pleitbezorger van de psychologie.

Heymans geloofde diep in het noodzakelijke internationale karakter van de psychologie

Heymans maakte van de gelegenheid gebruik om in zijn presidential address nog eens te benadrukken dat psychologen van psychologie moeten houden en erin moeten geloven, niet alsmaar moeten verlangen fysioloog of bioloog te worden. Zoals fysiologen mentale verschijnselen alleen interessant vinden voor zover ze samenhangen met of verwijzen naar lichamelijke verschijnselen, zo moeten psychologen alleen geïnteresseerd zijn in lichamelijke processen voor zover ze samenhangen of verwijzen naar mentale processen. De zin waarmee hij psychologen oproept zich bij hun leest te houden luidt: ‘Of course we must not neglect the well-established results of Physiology, but we should make use of them, not allow ourselves to be mastered by them’. Voor Heymans gold: wij zijn niet ons brein, maar ons bewustzijn. Hij zou nu, als geen ander, de psychologie hebben verdedigd tegen neurologisch, fysiologisch en biologisch imperialisme.

Psychologen moeten volgens Heymans van psychologie houden en erin geloven, niet alsmaar verlangen fysioloog of bioloog te worden

Tot slot was er bij Heymans ook teleurstelling. Het congres maakte duidelijk dat er nieuwe verdeeldheid opkwam. Enerzijds kwamen er in de Duitse psychologie geesteswetenschappelijke richtingen op die door Heymans werden gezien als een bedreiging van de door hem voorgestane empirisch analytische benadering. Anderzijds was er het Amerikaanse behaviorisme, dat niets wilde weten van de uit Duitsland stammende bewustzijnspsychologie, die uitgangspunt van Heymans denken was. Van Strien (2013, p. 87) vat de door Heymans ervaren marginalisering treffend samen: ‘In zijn grondgedachte van de empirische methodiek sluit hij aan bij de Engelsen en in die van de echtheid van het bewustzijn bij de Duitsers. Door zijn poging beide te combineren heeft hij het geen van beide kampen naar de zin kunnen maken.’ Ook dat maakte dit congres duidelijk.

Conclusie

Het moge duidelijk zijn dat Heymans ook volgens hedendaagse begrippen een voortreffelijke conferentie-organisator was. Zijn conferentie laat zien dat zo’n honderd jaar geleden de grondvorm ervan al bestond. De zin van de conferentie is om internationale discussie en samenwerking te stimuleren. De bijeenkomsten moeten veel mogelijkheden bieden om te netwerken. De kwaliteit van de bijeenkomsten wordt gemaximaliseerd door beroemde en succesvolle onderzoekers uit te nodigen – maar dan moeten ze zo zijn georganiseerd dat deze beroemdheden in discussie gaan met andere onderzoekers en niet een show opvoeren.

Ook leert Heymans dat de organisator van een conferentie van de gelegenheid gebruik moet maken om de kern van het vakgebied te schetsen en lijnen voor de toekomt aan te geven.

Ik zie maar twee punten van verschil met de hedendaagse conferenties. Allereerst: aan de conferentie van Heymans deden geen jonge, nog niet of pas gepromoveerden mee, trouwens überhaupt geen nog niet-beroemde of bekende psychologen. Het opleidings- en persoonlijke ontwikkelingsperspectief ontbrak. In onze tijd vinden we het belangrijk dat jongere onderzoekers geconfronteerd worden met het commentaar van de ervaren ouderen. Dat gezichtspunt ontbrak in 1926.

Ten tweede: Heymans zorgde voor een interessant en zeer uitgebreid sociaal programma, ook voor de echtgenotes van de deelnemende (vrijwel uitsluitend mannelijke) geleerden. Er was een program of social meetings committee, dat tijdens de zesdaagse conferentie een programma verzorgde dat bestond uit twee recepties, twee theatervoorstellingen, een concert, een boottocht, een filmavond (waar de Belgische hoogleraar Ovide Decroly filmprojecties vertoonde van de ‘reactions des enfants’ op zijn experimentele situaties), en een afsluitend farewell dinner. Verder was er een program of the ladies committee dat dagelijkse uitstapjes voor de dames organiseerde. Dit laatste, een programma voor ‘spouses’ (zoals dat nog in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw heette) is nu goeddeels verdwenen. Die informele sociale nevenprogramma’s, inclusief de toenmalige damesprogramma’s, boden belangrijke netwerkmogelijkheden en waren daar ook voor bedoeld.

De conferentie van Heymans was maximaal en optimaal gericht op persoonlijk contact en persoonlijke, face-to-face-communicatie, en op het opbouwen van professionele netwerken. Dat zijn nog steeds de functies van hedendaagse congressen en die functies kunnen niet ten volle worden gerealiseerd met moderne online varianten.

Slotopmerking

Dat uitgerekend dit congresverslag door Willem Hofstee werd bewaard, is te begrijpen. Hij stond in de traditie van de Groningse psychologie en voelde zich daar ook sterk mee verbonden. Hofstee was een actief deelnemer aan conferenties op zijn vakgebied, maar bovenal was hij overtuigd van het nut van directe persoonlijke face- to-face-discussies. Daar was hij overigens zelf erg goed in. Psychologie en gesprek horen volgens hem fundamenteel bij elkaar, zoals duidelijk werd uit zijn bewerking van de colleges van zijn jong overleden leermeester, de Groningse hoogleraar B. J. Kouwer (zie Kouwer, 1973). Zelf volgde hij Kouwer als hoogleraar in Groningen op. Zijn methodologische hoofdwerk droeg niet voor niets de titel De empirische discussie (Hofstee, 1980). Hopelijk worden aan Hofstees werk en persoon evenveel goede publicaties gewijd als aan werk en persoon van Heymans.

Referenties

  1. Gegevens over menige hier genoemde hoogleraar psychologie uit de eerste generatie psychologen zijn te vinden in Busato et al. (2013, 2014)

Literatuur

  • viii th International Congress of Psychology, held at Groningen from 6 to 11 September 1926 under the presidency of Dr. G Heymans. Proceedings and papers edited by the national committee. Groningen: P. Noordhoff. 1927.
  • Busato, V., Essen, M. van, & Koops, W., (2013). Vier grondleggers van de psychologie. Amsterdam: Bert Bakker.
  • Busato, V., Essen, M. van, & Koops, W. (2014). Van fenomenologie naar empirisch-analytische psychologie. Amsterdam: Bert Bakker.
  • Hofstee, W.K.B., (1980). De empirische discussie. Theorie van het sociaalwetenschappelijk onderzoek. Meppel: Boom
  • Kouwer, B. . (1973). Existentiële psychologie. Grondslagen van het psychologisch gesprek. Collegediktaten bewerkt door Willem K.B. Hofstee, Kees Gouman, Jos M. F. ten Berge en Hilga G. van der Veen. Meppel: Boom
  • Rosenzweig, M.R., Holtzman, W., Sabouirin, M., & Bélanger, D. (2000). History of The International Union of Psychological Science (IUPsyS). Brighton: Psychology Press
  • Strien, P.J. van., (2013) Gerard Heymans. In: Busato, V., Essen, M. van., & Koops, W., (red.) Vier grondleggers van de psychologie. G. Heymans, F. Roels, G. Révész, J. Waterink. Amsterdam: Bert Bakker.

Beeld: A.S. Weinberg