Lees verder
Vrijwel iedereen die van Marcel Proust en zijn romancyclus à la recherche du temps perdu heeft gehoord, kent het voorval waarin het proeven van een brokje madeleine- cake op een lepel thee de herinnering oproept bij Proust aan zijn vroegere bezoeken aan tante Leonie waar hij dezelfde, in thee gedoopte cake geserveerd kreeg. Minder bekend is dat ondanks de herinnering de intense gewaarwording van het proeven van deze madeleine – ‘Ik werd overvallen, geïsoleerd door een intens gevoel van genot, zonder notie van de oorzaak’ – pas twee pagina’s en tien verwoede ophaalpogingen verder naar boven komt.
Katinka dijkstra

Dit ophalen van persoonlijke herinneringen uit het verleden, autobiografische herinneringen, aan de hand van dergelijke aanwijzingen komt overeen met psychologisch onderzoek naar herinneringen. Het herinneringsproces kan zelfs worden gemanipuleerd, bijvoorbeeld door proefpersonen herinneringen op te laten halen in een houding die ofwel overeenkomt met die van de oorspronkelijke gebeurtenis (liggende houding – herinnering aan een tandartsbezoek) ofwel anders is (op je kop staan – herinnering aan een tandartsbezoek). Het onderzoek is hierbij niet gericht op de accuratesse van de herinnering maar op de reconstructie ervan, net als bij Proust, die zijn brein afmat om ‘dat herinneringsbeeld, het vroegere moment dat, aangewakkerd door een identiek moment’ in zijn bewustzijn te krijgen.

Ook in psychologisch onderzoek wordt een herinnering niet langer als een bestand gezien dat zomaar uit een mapje wordt gehaald ter reproductie. Het is veeleer een reconstructie van de gebeurtenis zelf en van de relevante perceptuele en emotionele aspecten van de oorspronkelijke ervaring. Deze aspecten vergemakkelijken tijdens het ophaalproces de toegang tot en reconstructie van de herinnering. En zo lijkt het ook bij Proust te gaan: ‘Zijn geheugen, het geheugen van zijn ribben, zijn knieën, zijn schouders, liet achtereenvolgens een aantal kamers zien waar het geslapen had (…). En nog voordat mijn gedachten, aarzelend op de drempel der tijden en vormen, het huis hadden thuisgebracht (…), herinnerde mijn lichaam zich van elk ervan het soort bed, de plaats van de deuren, (…), samen met de gedachten waarmee ik daar was ingeslapen en die mij bij zijn ontwaken weer invielen.’

Het onderscheid dat Proust maakt tussen ‘zijn geheugen, zijn ribben’ en ‘mijn gedachten’, suggereert een scheiding tussen de herinnering van het lichaam en de herinnering van het brein: ‘Mijn verstijfde zijde, in een poging zich te oriënteren, waande zich bijvoorbeeld languit liggend naar de muur toe in een groot hemelbed. (…) ik was op het land bij mijn grootvader (…) en mijn lichaam, de zij waarop ik lag, trouwe bewakers van een verleden dat mijn brein nooit had mogen vergeten, brachten me de vlam te binnen van het Boheems glazen nachtlampje.’

Er lijkt een verschil te zijn tussen psychologisch onderzoek waarin toegang tot een herinnering effectiever is met de juiste lichaamscues en Proust die weliswaar door zijn lichaam toegang tot de herinnering verkrijgt, maar niet zonder worsteling en inspanning. Het mooie hiervan is dat deze worsteling tot prachtige literaire beschrijvingen heeft geleid waarvan de lezer eindeloos kan genieten en waarvan de effectiviteit, anders dan in de psychologie, er minder toe doet.


De Muze

De Muze is de rubriek waarin psychologen vertellen hoe een kunstwerk – een beeld, boek, toneelstuk, film, reis, etc. – hun werk als psycholoog op een bijzondere manier heeft beïnvloed. In deze aflevering Katinka Dijkstra over Marcel Proust. Wilt u een bijdrage leveren? Neem contact op met de redactie: redactie@psynip.nl.