Lees verder
Met Pivotal Response Treatment worden bij autistische kinderen kernvaardigheden getraind zoals het nemen van sociaal initiatief. Orthopedagoog Iris Smeekens onderzoekt daarbij ook of de inzet van een robot meerwaarde heeft. Redacteur Geertje Kindermans keek mee bij Nico. ‘Deze doos kun je openmaken,’ zegt de robot.
Geertje Kindermans

Een jongetje komt de behandelkamer binnengerend. Hij draagt een groen gestreept truitje en heeft prachtige grote ogen waarmee hij niemand aankijkt. Hij gaat naar de robot, kijkt er schuin naar. Zijn moeder roept hem tot de orde. Hij moet eerst even een handje komen geven.

‘Hallo Nico,’ zegt orthopedagoog Iris Smeekens.

Smeekens werkt bij Karakter, een centrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie. Hier doet ze wetenschappelijk onderzoek bij kinderen met autisme naar het effect van de behandelvorm ‘Pivotal Response Treatment’ (prt). Smeekens onderzoekt daarbij ook of de inzet van een robot meerwaarde heeft.

Het achterliggende idee is niet heel ingewikkeld: kinderen met autisme zijn vaak dol op techniek. En robots zijn voorspelbaar, ze gedragen zich minder ingewikkeld dan mensen. En juist kinderen met autisme hebben aan duidelijk en voorspelbaar gedrag een grote behoefte. Mogelijk vinden ze het daarom leuk om met een robot contact te maken en leidt dat tot vergroting van hun communicatieve vaardigheden.

Of Nico de robot heel erg leuk vindt, is aanvankelijk niet goed te zien, maar hij is er duidelijk door gefascineerd. Hij staart ernaar, houdt hem in de gaten, maar maakt ook met de robot geen oogcontact.

Voor het experiment begint, legt Smeekens nogmaals uit wat het belangrijkste is van de sessie. Het gaat erom dat Nico vragen stelt als hij iets nodig heeft. En dat hij oogcontact maakt.

Blij

Voor de robotsessie vraagt Smeekens aan Nico hoe hij zich voelt. Hij kan kiezen uit vijf smileys: ‘heel blij’, ‘blij’, ‘een beetje blij’, ‘niet blij’ en ‘helemaal niet blij’. Nico voelt zich ‘blij’. Hoe dat komt, weet hij niet.

De sessie begint met de robot. Eerst gaat Nico een kwartier met de robot oefenen, daarna zal de rest van de sessie volgen. De robot wordt geactiveerd.

‘Hoi,’ zegt de robot.

‘Hoi,’ mompelt Nico.

De robot beweegt schokkerig zijn hand naar voren. Dit heeft Nico vaker gedaan, anders zou hij waarschijnlijk niet zo snel begrijpen wat de robot wil. Nico grijpt de hand van de robot en lacht, zonder de robot aan te kijken. Hij lijkt het leuk te vinden.

‘Wat kun je zeggen?’

Met prt worden kernvaardigheden getraind zoals het nemen van sociaal initiatief. De hypothese is dat verbetering van deze vaardigheden leidt tot verbetering in andere sociale en communicatieve vaardigheden die het kind thuis en op school goed kan gebruiken.

De prt maakt gebruik van een aantal technieken waaronder het stellen van ‘uitlokkende vragen’. Een voorbeeld is de opmerking die de robot maakt over de doos waar de spelletjes in zitten.

‘Deze doos kun je open maken,’ zegt de robot.

Nico reageert niet. De doos zit dicht met een lintje, om hem open te krijgen, heeft Nico een schaar nodig.

‘Wat kun je tegen mij zeggen?’ moedigt de robot aan.

Omdat Nico nog niet reageert, herhaalt Smeekens de vraag.

Dan mompelt Nico: ‘Mag ik een schaar?’

Deze manier van vragen is essentieel voor prt. Een vraag als: ‘Wil je een schaar?’ lokt slechts een passief ‘ja’ uit. Een vraag als: ‘Ik zie dat je iets nodig hebt…’ zorgt dat het kind meer initiatief moet tonen.

Nico knipt het lintje door en opent de doos. Hij kiest een van de plastic doosjes. Het feit dat hij mag kiezen, is binnen de prt ook belangrijk. Dat verhoogt de motivatie en geeft Nico het gevoel dat hij zelf dingen kan beslissen in het spel.

Nico haalt een paar legostukjes uit het plastic doosje en bekijkt snel het voorbeeld. Hij moet een helikopter maken. Nog voordat de robot iets heeft gezegd, zegt hij min of meer tegen zichzelf: ‘Dit is voor de onderkant.’

Smeekens zet een andere doos klaar met daarin meer legostukjes. De doos is nog dicht. Het spel verloopt volgens een vast scenario waarin de prt-technieken zijn verwerkt. De spelscenario’s stelde Smeekens op met hulp van verschillende autisme-experts. Bij het programmeren kreeg ze hulp van de afdeling Industrial Design van de Technische Universiteit Eindhoven. Veel zinnen die de robot kan uitspreken, zijn vooraf geprogrammeerd. Maar Smeekens kan ook andere antwoorden of opmerkingen intypen. Dan duurt het echter even voor de robot iets zegt, zodat de interactie een beetje stokt.

De robot haalt het tempo en de natuurlijkheid uit de interactie, legde Smeekens eerder al uit. Het is de bedoeling dat de interactie tussen de robot en het kind in de toekomst vlotter gaat verlopen.

Geen wifi, geen oogcontact

Robotexperts zullen niet erg onder de indruk zijn van het onderzoek, want de robot is op allerlei manieren beperkt. Hij loopt dus niet vrij rond, maar blijft geknield op tafel zitten, omdat hij aan een kabel zit. Wifi kan af en toe uitvallen. Hij maakt evenmin oogcontact en kan geen objecten herkennen, want ook dat werkt nog niet betrouwbaar genoeg. Haperingen zouden het experiment te veel verstoren.

Om het onderzoek behapbaar te maken, moet de robot voorspelbaar reageren en daarom heeft Smeekens afgezien van al dit soort technische mogelijkheden. In feite functioneert de robot nu als een door de behandelaar bestuurde pop. Daarmee kan worden bekeken of de inzet van een robot behulpzaam en motiverend kan zijn voor kinderen met autisme om communicatieve vaardigheden aan te leren en te verbeteren. Werkt het, dan is het de moeite waard erin te investeren en dan zal de robot er waarschijnlijk alleen maar leuker en interessanter op worden.

Het gebruik van de robot is onderdeel van een prt-sessie, waarbij ook ouders worden getraind in het toepassen van prt-technieken om communicatie uit te lokken bij hun kind. Dit vormt de experimentele conditie. Deze wordt vergeleken met de conditie waarin prt wordt gegeven zonder inzet van de robot en met een groep die de gebruikelijke zorg krijgt, bijvoorbeeld intensieve psychiatrische gezinsbehandeling of ouderbegeleiding.

De doelgroep voor dit onderzoek betreft kinderen met autisme van drie tot en met acht jaar en hun ouders. Ze worden door loting aan een van de drie behandelcondities toegewezen.

Goed gedaan

In de doos die Smeekens nu heeft klaargezet, zitten de legostukjes die Nico nodig heeft om de helikopter af te maken. Maar er zijn ook vakjes met andere legostukjes en hij weet niet welke stukjes hij nodig heeft. Dat is de opzet van de oefening: hij kan zijn opdracht alleen voltooien als hij om hulp vraagt. Om hem aan te moedigen, zegt de robot dat hij nog meer blokjes heeft. Nico doet vervolgens wat de bedoeling is: hij vraagt om meer blokjes.

Binnen prt wordt gebruik gemaakt van natuurlijke beloners. Natuurlijke beloners zijn bijvoorbeeld ‘antwoord geven op een vraag’, of ‘het geven van spelmateriaal zoals meer legoblokjes’. Deze natuurlijke beloners worden ondersteund met complimenten. Ze worden gebruikt als een kind een goede vraag stelt of een goede poging doet. Deze beloners zijn ook voorgeprogrammeerd, zodat de robot het kind direct kan belonen. ‘Goed gedaan,’ zegt de robot af en toe als Nico iets goed doet. En soms juicht hij. Nico ziet het, vaak terwijl hij zijdelings naar de robot kijkt, zonder hem aan te kijken. Soms met een korte blik op zijn gezicht. Hij moet er half om glimlachen.

Er zijn ook vergissingen en grapjes geprogrammeerd om reacties uit te lokken. Als Nico zijn helikopter klaar heeft, zegt de robot: ‘Je hebt een mooie auto gemaakt.’

Nico reageert niet. Maar hij heeft het wel gehoord, want als Smeekens vraagt: ‘Wat zegt hij nou?’ zegt Nico met een lachje: ‘Auto. Maar het is een helikopter.’

‘Klopt,’ zegt de robot. ‘Het is een vliegtuig.’

Nu lacht Nico hardop. ‘Het is een helikopter!’

‘Hij weet het verschil tussen een vliegtuig en een helikopter niet,’ zegt Smeekens. ‘Omdat ze allebei kunnen vliegen.’

Voordat de sessie wordt afgesloten, zegt de robot ‘Tot de volgende keer’, en steekt zijn hand uit. Nico pakt de hand van de robot en houdt hem vast, zodat de robot zijn hand alweer sluit en laat zakken. Nico trekt zijn hand terug en lacht omdat hij even klem zat met zijn vinger.

Smeekens vraagt ter afsluiting nog een keer hoe Nico zich voelt. Hij voelt zich nu ‘heel blij’. Hij is dus blijer geworden.

‘Hoe komt dat?’ vraagt Smeekens.

‘Alleen maar omdat ik in groep drie zit,’ roept Nico.

Volgens Smeekens is dat vast niet alles. Op de standaardvraag hoe hij de robot vindt, antwoordt hij ‘heel leuk’. En waarom?

‘Hij is grappig. En hij doet dingen fout en is een beetje dom.’

Met een lachje op zijn gezicht, alsof hij het over een speelmaatje heeft die iets doms deed, maar wel zijn vriend blijft.

Foto: Marcel van den Bergh