Wat is er gebeurd?
Op advies van onder andere de Raad voor de Kinderbescherming meldt Els zich medio augustus 2015 bij de praktijk van Paulinei. Daarna zien ze elkaar ongeveer om de drie weken. Els is op dat moment volop verwikkeld in een strijd met haar ex-partner Frans. Hun relatie was beëindigd in de loop van 2013. Samen hebben ze drie, nog minderjarige kinderen. Tot juli 2014 ziet Frans de kinderen regelmatig. In augustus van dat jaar verzoekt Frans de rechtbank om omgang en mede-gezag wat betreft de kinderen. De kinderen volgen vanaf oktober integratieve kindertherapie. Dan neemt Els de stap om aangifte te doen van seksueel misbruik van alle kinderen door Frans. Die wordt in februari opgepakt en moet een nacht op het politiebureau doorbrengen. Pauline spreekt alleen met Els. Frans of de kinderen ziet en spreekt ze niet.
In oktober stelt Pauline een verklaring op voor Els om in te brengen in het onderzoek van de Raad voor de omgang en het gezag.
Uit deze verklaringii: ‘Het is in mijn ogen van het grootste belang dat uw kinderen niet in contact komen met hun vader. Contact met hun vader is, voor alle drie, zeer schadelijk voor hun geestelijk welzijn. Het is daarom in mijn ogen absoluut niet in hun belang hen bloot te stellen op welke manier dan ook aan hun vader. (…) De gevolgen van de kinderen wel blootstellen aan hun vader zal zonder twijfel leiden tot angstaanvallen, paniekaanvallen, herbeleving van het gebeurde, problemen in de hechting en alle mogelijk voortvloeiende psychische klachten en aandoeningen.’
Daarna stelt Pauline ook nog een verklaring op voor de advocaat van Els. Daarin stelt Pauline onder andere: ‘Haar hulpvraag heeft betrekking op het zich staande houden in deze moeilijke situatie en het trachten al het gebeurde en zich nog afspelende een plaats te geven zodat zij er volledig kan zijn voor haar kinderen. Uiteraard staat haar eigen verwerking zwaar onder druk en mijn verwachting is dat als er duidelijkheid is omtrent de kinderen en de rust terugkeert zij nog het nodige zal moeten verwerken. (…) Hoewel zij het uiteraard niet makkelijk heeft, weet zij heel goed haar prioriteiten te stellen en staat zij continu open om haar kinderen te helpen of de hulp te laten krijgen die zij nodig hebben. (…) Mevrouw (…) is een sterke vrouw met een gezond coping systeem, zij staat onder zware druk door de ontstane situatie maar blijft helder denken en heeft een onuitputtelijk doorzettingsvermogen zeker als het op haar kinderen aankomt. (…) Ten aanzien van de geopperde vraag of zij mogelijk het syndroom van Münchhausen- by-proxy zou hebben kan ik op basis van de nu aanwezige gegevens aangeven dat dit niet het geval is.’
In november 2015 laat de officier van justitie aan Frans weten dat er geen strafvervolging tegen hem zal worden ingesteld omdat hij ten onrechte als verdachte is aangemeld. Dit besluit is mede gebaseerd op een onderzoek van de landelijke Expertisegroep Bijzondere Zedenzaken.
Iets later die maand stelt Pauline nog een verklaring op voor Els, zonder datum of adres. Daaruit: ‘In onze sessies had u al aangegeven dat uw dochter (naam) voor verhoor naar de zedenpolitie zou moeten. U zag hier enorm tegenop en maakte zich, begrijpelijkerwijs, zorgen om haar en (de andere kinderen). (…) Na het verhoor kreeg zij weer te maken met paniekaanvallen en depressieve gevoelens. U belde mij om te vertellen dat zij niet meer wist waar zij het moest zoeken en op andere momenten alleen in bed wilde blijven. Op zich een logische maar zeker niet minder zorgwekkende toestand voor (naam) om in te blijven. We hebben toen direct besproken dat u in overleg met de kindertherapeut zou blijven om haar en de andere kinderen zo goed mogelijk ter zijde te staan en ik sta 24 uur per dag klaar voor u. (…) Een stelling dat u haar beloond voor welke verklaring dan ook, trek ik ten zeerste in twijfel daar u zich altijd heeft ingespannen voor uw kinderen, u open staat voor advies en dit nauwgezet uitvoert om uw kinderen hiermee ter zijde te staan. U heeft ook vanaf het moment dat u doorkreeg dat er iets aan de hand was met de kinderen niets gedaan zonder overleg met gespecialiseerde zorgaanbieders.’
In januari 2016 worden de kinderen onder toezicht gesteld. Frans krijgt van de rechtbank in februari mede het ouderlijk gezag, maar tot het moment van de behandeling van de klacht heeft hij ze nog niet gezien. In mei worden de kinderen door jeugdzorg aangemeld bij het multidisciplinair centrum voor kindermishandeling.
De klacht
Door al de gevoerde procedures krijgt Frans lucht van de verklaringen en dient hij een klacht in tegen Pauline bij het College van Toezicht van het NIP. Hij verwijt haar twee zaken. Allereerst dat zij in de rapportage had opgenomen dat er geen sprake is van het syndroom van Münchhausen-by-proxy zonder hiervoor een bron te noemen. Verder beschuldigt hij haar van vooringenomenheid omdat Pauline hem buiten beeld had gehouden bij het opstellen van de verklaringen. Hij stelt dat Pauline de uitlatingen van Els voor waar heeft aangenomen en op papier gezet, zonder hem erbij te betrekken. Omdat deze verklaringen in allerlei procedures zijn ingebracht, zijn zijn belangen geschaad.
Paulien bestrijdt de klachten en voert aan dat zij altijd heeft gehandeld in het belang van de kinderen.
Wat vindt het college?
Het college beoordeelt een rapportage aan de hand van vijf criteria (zie het kader). Deze criteria gaan terug op de artikelen 97iii en 103iv van de Beroepscode 2015. Het College vindt dat Pauline zich niet aan deze vereisten heeft gehouden.
In haar verklaring stelt zij dat Els niet lijdt aan het syndroom van Münchhausen-by-proxy. Zij geeft echter niet aan op grond van welke nu aanwezige gegevens zij tot deze conclusie is gekomen. Zo ontbreekt de fundering van haar bewering. Daarmee handelt zij in strijd met het derde en het vierde criterium. Deze klacht beschouwt het College daarom gegrond.
Van een psycholoog wordt ook verwacht dat hij zich aan artikel 96v van de Beroepscode houdt. Daarin wordt bepaald dat een psycholoog bij het uitbrengen van een rapportage geen oordelen of adviezen geeft met betrekking tot een ander dan zijn cliënt. Als dit voor het doel van de rapportage toch noodzakelijk is, dan moet de psycholoog zich beperken tot die gegevens die hij uit eigen observatie of onderzoek heeft gekregen. Bovendien is gerichte toestemming van de betrokkene nodig. Pauline heeft zich niet gehouden aan deze regel. Frans was geen cliënt van haar en zij heeft hem niet gezien. Ook heeft hij geen toestemming gegeven voor de uitspraken over hem. De uitspraken zijn kennelijk alleen gebaseerd op wat Els heeft gezegd. Pauline heeft ook de kinderen niet onderzocht. Met deze uitspraken heeft zij onvoldoende afstand gehouden ten opzichte van de beweringen van Els. Zo kon zij niet meer onafhankelijk en objectief te werk gaan – zie ook artikel 41vi van de Beroepscode. Ook de tweede klacht beschouwt het College dus als terecht.
Wat valt op?
Het is een verdrietig verhaal: vechtende ouders, kinderen die professionele hulp nodig hebben en een psycholoog die hierin meegesleept wordt. Pauline voert aan dat zij steeds gehandeld heeft in het belang van de kinderen. Op zich is dat mooi, maar het kan niet betekenen dat zij daarmee zomaar diverse professionele regels aan de kant schuift. Je kunt je voorstellen dat je soms van bepaalde beroepsethische bepalingen moet afwijken in het belang van een cliënt of van andere betrokkenen. In een dergelijk geval vraagt artikel 4vii van de code dat de psycholoog hierover overlegt met de beroepsvereniging of met een collega. Een dergelijk afwijking moet dan grondig gemotiveerd beschreven worden in het dossier. Dan wordt inzichtelijk dat de handelswijze het resultaat is van een zorgvuldige belangenafweging. Daarvan was hier helaas geen sprake.
De verklaringen getuigen van een grote betrokkenheid van Pauline bij de situatie van Els. Elke psycholoog die behandelingen uitvoert, weet hoe complex de dynamiek in de professionele relatie kan zijn. Daar is veel literatuur over. Minstens zo belangrijk is echter de kritische reflectie van de psycholoog zelf op wat er in deze relatie allemaal gebeurt; niet alleen bij de cliënt, maar ook bij de psycholoog zelf. Scholing en intervisie zijn essentiële methoden om hierin professioneel te blijven.
Het afgeven van verklaringen leidt regelmatig tot klachten en meestal zijn de klachten gegrond. Wie een behandelrelatie heeft met een cliënt, doet er verstandig aan geen verklaringen af te geven. Mocht er toch een noodzaak zijn dan kan verwezen worden naar een collega. Die heeft dan uitsluitend contact met de cliënt voor de zaak waar het om draait in de verklaring. Dit voorkomt een botsing van rollen of van belangen.
De casus van Pauline laat duidelijk zien hoe een dergelijke verklaring een heel eigen rol gaat spelen in juridisch procedures. Uit de beschrijving wordt niet duidelijk of Paulien om deze verklaringen was gevraagd of dat zij zelf meende hiermee het belang van Els te dienen. Hoe het ook zij, zij had zich als psycholoog moeten beperken tot de behandeling van Els. Goede bedoelingen zijn niet genoeg.
Noten
i. Voor alle duidelijkheid: ik baseer me alleen op de gegevens, zoals die te vinden zijn in de uitspraak, die onder nummer 16/11 te vinden is op de website van het NIP. De uitspraak is geanonimiseerd. De door mij gebruikte namen zijn verzonnen. De uitspraken van het College zijn onze enige bron. We hebben geen inzage in de stukken, die door de partijen zijn ingebracht.
ii Het gaat in deze casus vooral om het afgeven van verklaringen. Ik citeer een paar keer letterlijk uit deze verklaringen. Deze stukken staan cursief gedrukt. Er staan echter nogal wat spellings- en stijlfouten in deze citaten, die heb ik laten staan.
iii Artikel 97: De psycholoog beperkt zich in rapportages tot het vermelden van die gegevens en beoordelingen die voor het doel van de rapportage noodzakelijk zijn. Het rapport dient minimaal aan de volgende eisen te voldoen: (Zie het kader in de tekst.)
iv Artikel 103: Psychologen nemen in hun beroepsmatig handelen hun deskundigheid in acht en aanvaarden geen opdrachten waarvoor zij de deskundigheid missen.
v Artikel 96: Bij het uitbrengen van rapportages beperkt de psycholoog zich bij het geven van oordelen en adviezen tot die aangaande de cliënt, en geeft hij geen oordelen of adviezen met betrekking tot een ander dan de cliënt. Indien het voor het doen van de rapportage noodzakelijk is over een ander dan de cliënt gegevens te verstrekken, dan beperkt de psycholoog zich zo mogelijk tot die gegevens die hij vanuit eigen waarneming of onderzoek heeft verkregen. Voor het verstrekken van dergelijke gegevens is gerichte toestemming van betrokkene noodzakelijk. Indien de psycholoog het noodzakelijk acht om gegevens over een ander dan de cliënt te vermelden, die hij niet uit eigen waarneming of onderzoek heeft verkregen, dan is hij daarin uiterst terughoudend en geeft steeds de bron en relevantie van de gegevens aan.
vi Artikel 41: Psychologen zorgen ervoor dat zij in hun beroepsmatig handelen onafhankelijk en objectief kunnen optreden. Zij laten hun beroepsmatig handelen niet zodanig beïnvloeden, dat zij hun werkwijze en de resultaten daarvan niet kunnen verantwoorden.
vii Artikel 4: Als de uitzonderlijke situatie zich voordoet dat psychologen redenen hebben om af te wijken van de door de beroepscode voorgeschreven handelwijze, zonder dat er sprake is van tegenstrijdige codeartikelen zoals bedoeld in het vorige artikel, dan dienen zij de beroepsvereniging te raadplegen of een vakgenoot die niet rechtstreeks bij de professionele relatie is betrokken. Dit doen zij voordat zij beslissen over hun handelwijze. Als de genomen beslissing afwijkt van de beroepscode, moet deze grondig worden gemotiveerd. (…)