Dansen kon Muhammad Ali als geen andere bokser. Het doet me deugd dat een mooie oude foto van hem het artikel van fysiotherapeut Rob van de Ven in dit nummer siert, niet alleen omdat Ali een van de grootste atleten aller tijden is, maar bovenal omdat hij een heel groots mens was. Van de Ven laat in een case-study – waarover een van de reviewers opmerkte dat hij/zij wou dat zij/hij dit zelf had bedacht – zien dat bokstherapie bij een politieagente met een werkgerelateerd trauma kan bijdragen aan het herstel van PTSS.
Wie een burn-out heeft, bokst zich minder goed door het leven. En dat zijn steeds meer mensen, als we de cijfers mogen geloven: zo’n een op de zeven Nederlanders. Psychiater en stressonderzoeker Christiaan Vinkers stelde 27 augustus jl. in een opiniestuk in de Volkskrant dat de paradox met burn-out is dat iedereen doet alsof duidelijk is wat het is, terwijl we dat eigenlijk niet precies weten en evenmin goed kunnen vaststellen: ‘Ik durf wel te stellen dat veel van wat we denken te weten over burn-out meer mening dan feit is,’ aldus Vinkers.
Laat Wilmar Schaufeli, hoogleraar Arbeids- & Organisatiepsychologie aan de Universiteit Utrecht en KU Leuven en lid van de redactieraad van dit periodiek, in dit nummer nu net feit en fictie over burn-out op een rijtje zetten. ‘Veel onderzoek en weinig antwoorden, dat zou men de paradox van het onderzoek naar burn-out kunnen noemen,’ schrijft Schaufeli, die het door het gebrek aan wetenschappelijke feiten geen wonder vindt dat de fictie rondom burn-out welig tiert. Hij geeft ook een antwoord op hoe we ons uit deze paradox kunnen bevrijden: terug naar de tekentafel en gewapend met de kennis van nu opnieuw nadenken over de conceptualisatie en operationalisatie van burn-out.
Hopelijk dat op die tekentafel ook bokstherapie als behandelmethode ter sprake komt.