Lees verder
Alwin Man, psycholoog en psychotherapeut bij Stepwork Transgenderzorg en werkt in zijn eigen Psychotherapiepraktijk.
Geertje Kindermans

‘Vooral één cliënt is me bijgebleven. Hij was eind veertig en gescheiden toen hij bij me kwam. Zijn kinderen woonden niet bij hem. Hij bouwde klassieke muziekinstrumenten en was muziekleraar. Hij kwam bij me met iets waar hij al heel lang naar verlangde, een rare fantasie: hij wilde borstjes.

Om dat verlangen beter te begrijpen, hebben we samen zijn levensverhaal besproken. De gezinssituatie waarin hij was opgegroeid, was complex. Zijn vader was in de oorlog lid geweest van de verkeerde partij. Een ontgoochelde, verbitterde, perfectionistische man, teleurgesteld in het leven, de wereld en in de grote leider die toch niet zo groot bleek te zijn. Toch was de man ook een warme, liefhebbende vader met wie mijn cliënt als kind een goede band had. Inmiddels was zijn vader overleden. Zijn moeder leefde nog, maar was een kille, afstandelijke vrouw.

In zijn ouderlijk huis kwamen veel excentrieke en artistieke mensen over de vloer. Ondanks zijn politieke voorkeuren, omarmde zijn vader wel de meest bijzondere types. Mijn cliënt was enig kind en nogal een eenling en voelde zich bij deze kleurrijke mensen erg thuis. Alles bij elkaar deed de cliënt me denken aan Erik uit Erik en het klein insectenboek, van Godfried Bomans. Hij had een onderzoekende, artistieke ziel en keek met opgewekte verbazing de wereld in.

Maar hij wilde het iedereen naar de zin maken en had constant het gevoel tekort te schieten. Zijn eigen behoeftes en verlangens kwamen op de laatste plaats. Tijdens onze gesprekken vertelde hij vooral over wat anderen wensten. Wat hij zelf eigenlijk wilde, wist hij niet goed. Op die ene wens na: hij wilde borstjes. Gaandeweg groeide dat verlangen uit naar iets groters. Hij kleedde zich af en toe als vrouw en daarna wilde hij vrouw zijn. Een pruik droeg hij niet, al werd zijn eigen haar dunner en ook make-up gebruikte hij niet. Je bleef aan hem zien dat hij geen geboren vrouw was.

Door die ontwikkeling gebeurde ervan alles in zijn leven. Twee van zijn kinderen namen afstand van hem, ze schaamden zich voor hun vader. Daar voelde hij zich schuldig over. Dat bespraken we: zelf had hij zo’n open houding, zo had hij zijn kinderen ook opgevoed. Maar nu hij anders bleek te zijn, pikten de twee kinderen het niet.

Uiteindelijk schreef hij zijn kinderen een brief waarin hij zijn teleurstelling uitdrukte. Hij had altijd onvoorwaardelijk van hen gehouden, blijkbaar was dat andersom niet het geval, dan hoefde het voor hem niet meer. Maar hij bleef open staan voor een onvoorwaardelijke relatie.

Het duurde een tijd, maar uiteindelijk namen zijn kinderen weer contact met hem op. Daarmee had hij een grote hindernis genomen. Ook verder in zijn sociale leven ging hij eisen stellen aan de relaties en kwam hij steeds meer voor zichzelf op.

Alleen op de muziekschool wist men nog niet van zijn vrouwenleven. Hij trok weleens een damesbloes of damesschoenen aan in de hoop dat dit het gesprek op gang zou brengen. ‘Niemand zegt er iets over,’ zei hij.

‘Jawel, iedereen praat erover,’ zei ik. ‘Alleen niet met jou! Het gesprek zal echt van jou moeten uitgaan.’

Uiteindelijk raapte hij zijn moed bijeen en stapte naar de directeur. Die reageerde opvallend positief. ‘Mijn zegen heb je,’ zei hij. ‘Zeg maar wanneer de brief naar de ouders van de kinderen de deur uit moet.’

En zo was de laatste hindernis genomen en kon hij met het medische gedeelte starten.

Zware slag

Er had een mooie tijd moeten aanbreken. Maar tijdens de routinecontrole voor de start van de hormoontherapie bleek dat hij een terminale aandoening had. Hij was nog niet ziek, maar zou dat naar verwachting binnen uiterlijk anderhalf jaar worden en had dan nog hooguit een paar jaar te leven.

‘Zou je het erg vinden als ik stop met die hormoonbehandelingen?’

Een zware slag, maar hij herpakte zich. Hij startte met de hormoonbehandeling, kreeg een liefdesrelatie, maakte reizen en ging verder met de verbouwing van zijn boerderij. Ik weet het natuurlijk niet zeker, maar volgens mij had hij dit niet gekund als hij nog dezelfde was geweest die ik had leren kennen. Hij had een grote stap naar emotionele volwassenheid gemaakt.

Na een paar maanden vroeg hij me: “Alwin, zou je het erg vinden als ik stop met die hormoonbehandelingen?” Dat hij vrouw was, vond hij oké, maar een man zijn vond hij eigenlijk ook wel goed. “Het is gewoon niet meer belangrijk,” zei hij. “Het is goed zoals het is.”

Hij stopte met de hormoonbehandeling en korte tijd later sloten we de behandeling af.

Een paar jaar later wilde hij nog eens langskomen. Het ging goed met hem. Hij droeg soms dameskleren, dat gaf hem troost, maar verder was hij man. “Er is alleen één ding dat ik nog graag zou willen,” zei hij. “Ik wil nog steeds borstjes.”

Dat hebben we geregeld. Inmiddels heeft hij een paar keurige damesborstjes. Nu is hij een man met borstjes die zich af en toe als vrouw kleedt en zo is het goed.

Hefboom

Over hoe dit te duiden, kan ik geen wetenschappelijk onderbouwd antwoord geven. Ik denk dat hij een beetje genderdysforie had die hij onbewust liet uitgroeien tot iets groots, zodat het als een soort hefboom kon dienen om voor zichzelf op te komen en zo te worden wie hij eigenlijk is. Toen dat eenmaal was gelukt, was de hefboom overbodig en bleef alleen het stukje genderdysforie over. Ik ben het vaker tegengekomen.

Gelukkig gaat het nog steeds goed met hem. Nu, zeven jaar nadat hij de diagnose kreeg, is hij nog altijd kerngezond. De artsen zijn verbaasd. Ook met andere zeer zware tegenslagen in zijn leven is hij grandioos omgegaan. Zo heeft hij zich ontwikkeld van iemand met een diffuse persoonlijkheid tot een krachtig mens, iemand waar je tegenaan kunt leunen.’

 

Fotografie: Reyer Boxem