Lees verder
Al sinds 2011 meldt de politie elk jaar een stijging van het aantal verwarde personen waar zij mee te maken krijgt (zie De Psycholoog van maart). Deze personen zijn niet zelden dak- of thuisloos en dus krijgt ook het Leger des Heils – het laatste toevluchtsoord voor deze groep – een toenemend aantal verwarde mensen over de vloer. Hoe gaan de medewerkers van het Leger met deze personen om en tegen welke (terugkerende) problemen lopen zij aan? Jeroen van Goor liep mee op de dagopvang in Dordrecht en doet verslag.

Op een regenachtige ochtend in Dordrecht loopt de grote zaal van de dagopvang langzaam maar zeker vol. Merendeels mannen zonder vaste woon- of verblijfplaats zitten aan de lange tafels in een kopje koffie te blazen, nemen hun post door of begroeten een oude bekende. In het belendende kantoortje van de medewerkers van het Leger des Heils is het een komen en gaan van cliënten. De meesten steken hun hoofd naar binnen en melden dat ze op de lijst voor de nachtopvang willen, anderen moeten een telefoontje plegen om dringend iets te regelen, zoals een opgewonden man met een petje, die afwisselend schreeuwt dat de mensheid stront is, dan weer op zachte toon klaagt over de pijn in zijn rug en de nieuwe pinpas die hij maar niet kan bemachtigen.

Persoonlijk begeleider en veldwerker Anke (de medewerkers willen niet met hun achternaam in het stuk –red.) hoort zijn tirades met een glimlach aan, tot het geschreeuw haar te gortig wordt en ze de man vriendelijk doch beslist verzoekt het kantoor weer te verlaten. Mompelend vertrekt hij en zoekt een plekje in de grote zaal.

‘Het klopt dat het Leger des Heils steeds meer mensen met psychische problemen moet opvangen,’ vertelt Anke. ‘Als iemands traject bij een ggz-instelling is afgelopen of als een Rechterlijke Machtiging (RM) afloopt, belanden ze weer op straat en dan zie je ze gewoon terugvallen.’

Anja, een meer ervaren medewerker, heeft het ook vaak zien gebeuren. ‘De nazorg ontbreekt,’ constateert ze, ‘en dat is het allerbelangrijkste. Vaak zie je dat iemand is opgeknapt na een verblijf in een instelling of zelfs in detentie. En dan komt iemand weer op straat terecht en belandt hier weer in de opvang. En voor mensen die psychisch in de war zijn is dit geen rustgevende plek, want veel mensen hier hebben verslavingsproblemen. Dan zijn ze zo weer aan de drank of drugs.’

Ze pleit voor een soort tussenstation waar mensen weer kunnen opstarten. ‘Nu komt iemand uit bijvoorbeeld de Yulius GGZ en wordt hier afgezet,’ vervolgt ze. ‘Dan moeten wij er maar mee om zien te gaan, zonder dat we weten wat voor problemen er zijn of wat voor medicatie iemand gebruikt, want dit wordt vaak niet overgedragen door de betreffende instelling. We proberen altijd in te schatten hoe of wat, al improviserend, met een soort psychologie van de straat.’

Antipsychotica?

Het toeval wil dat haar verhaal meteen wordt bevestigd door de praktijk. Er komt een Duitse jongen binnenlopen met een glazige blik in zijn ogen, opgezwollen handen en vlekken in zijn gezicht en op zijn kleren. Enigszins gejaagd maakt hij duidelijk dat hij op zoek is naar een slaapplek, de volgende dag moet hij verder reizen naar Lelystad. Terwijl Anke en Anja proberen het mengelmoesje van Duits en Nederlands te volgen, komt er een telefoontje binnen van het team Toeleiding en Bemoeizorg, een samenwerkingsverband van het Leger des Heils, diverse ggz-instellingen en de dienst Gezondheid & Jeugd. Men weet te melden dat de jongen eerder die dag ontslagen is uit de Yulius GGZ en dat hij die ochtend medicatie heeft gekregen. Welke medicatie precies is niet duidelijk, want dit is niet overgedragen.

‘Hij heeft antipsychotica gekregen,’ vermoedt medewerker Carola, ‘maar hij zal geen nieuwe medicijnen meer krijgen omdat hij niet verzekerd is. We moeten er nu maar het beste van maken.’

Ze biedt de jongen een kopje koffie aan. Ja, dat wil hij wel. Maar even later is hij verdwenen, de straat weer op. De medewerkers weten niet of hij nog terugkomt.

Deze jongen was weliswaar gejaagd en onrustig, maar hij werd niet agressief. Als dat wel gebeurt en een ernstig verwarde cliënt de opvang op stelten zet, kan het team de crisisdienst van de ggz oproepen. In dat geval hoort er een psychiater langs te komen om een diagnose te stellen. Maar negen van de tien keer gebeurt dit niet, de situatie wordt dan niet als ernstig genoeg ingeschat. Men denkt niet dat die persoon een gevaar voor zichzelf of voor een ander vormt en dan moeten de medewerkers maar met de cliënt en diens situatie om zien te gaan.

‘In die zin zijn wij een soort afvoerputje van de maatschappij,’ stelt Anja, ‘omdat wij iedereen accepteren en vaak het laatste toevluchtsoord zijn.’

Het contact met de politie is goed, zegt Carola. Er is een wijkagent waar veel contact mee is. En als er een incident is in de opvang, is de politie over het algemeen snel ter plaatse. ‘Maar ook omdat ze weten dat we niet snel bellen,’ vult ze aan. ‘want dan moet er echt iets aan de hand zijn hier.’

Persoonlijk contact

Een grote Surinaamse jongen komt het kantoortje binnen om Anja gedag te zeggen. ‘Mijn witte tante,’ zegt hij liefdevol. ‘Mijn zwarte neefje,’ groet ze hem terug en hij krijgt een knuffel.

‘Met sommigen krijg je een persoonlijke link,’ vertelt ze, ‘dan komen ze met je praten, willen hun verhaal bij je kwijt, zodoende bieden we ook een stukje geestelijke verzorging. Er zitten criminelen tussen, moordenaars en dieven, maar het blijven gewoon mensen, met een klein hartje. Ik heb meegemaakt dat de hardste crimineel van Dordt tegenover me zat te huilen. Hier voelen ze zich veilig. Pas als ze dat gevoel hebben, durven ze hun verhaal te vertellen.’

Zouden de cliënten van het Leger des Heils ook gebaat zijn bij professionele psychologische hulp? Is dat veilig voor ze? Hoe staan ze daar überhaupt tegenover?

‘Het zou toegankelijker moeten worden,’ stelt Anja, ‘misschien door de eigen bijdrage te verlagen. Vooral mensen die tussen wal en schip belanden kunnen baat hebben bij psychologische hulp. Dan heb ik het over mensen die vaak zwakbegaafd zijn, zonder verslavingsprobleem of psychiatrische stoornis, maar die wel in de problemen komen omdat ze geen vangnet hebben.’ Als voorbeeld geeft ze autistische mensen die niet meer door hun ouders verzorgd kunnen worden en die er zelf niet meer uit komen. ‘Zij zouden heel goed professionele hulp kunnen gebruiken. Maar dat wordt niet vergoed, daar komen ze niet voor in aanmerking. “Moet ik me dan gek laten verklaren,” zeggen ze dan, “of aan de drugs gaan?”

‘Over het algemeen ervaren de mensen die hier komen een hoge drempel om psychologische hulp te zoeken,’ vult Anke haar aan. ‘Psychologen kunnen vreemde en lastige vragen stellen, waar ze niet op zitten te wachten of woest om kunnen worden. Ze zijn gewend geraakt om in een harde omgeving te leven en reageren snel met agressie, het lukt velen niet meer met woorden alleen.’

Boksbal

Die analyse wordt min of meer gedeeld door Daryll (56 – fictieve naam), een kleine, gespierde Antilliaan die in de zaal van de dagopvang zijn papje met hartmedicijn naar binnen lepelt. Tussen de happen door vertelt hij over zijn leven, hoe hij op straat is beland en hoe hij zijn eigen manier heeft gevonden om er weer een positieve draai aan te geven.

‘Ik ben van de oude stempel,’ verklaart hij, ‘Als man werkte ik altijd, mijn vrouw zat thuis en regelde alle administratie, bankzaken enzo. In 2010 overleed ze tijdens de kerst, na een ziekbed van vier jaar. Dat was een verschrikkelijke tijd. Toen kwam ik er alleen voor te staan en ik redde het niet, uiteindelijk werd ik ook nog ziek, raakte mijn baan kwijt en belandde op straat.’

Wat voor impact had dat op zijn geestelijke toestand? Daryll: ‘Die hele periode was emotioneel erg zwaar, maar ik ben geen type om te gaan kermen, om over mijn emoties te praten, dus heb ik het allemaal opgekropt. Nu heb ik een nieuwe vriendin, ik heb haar hier op de opvang leren kennen, bij haar kan ik mijn ei wel kwijt. Dankzij haar kon ik de weg omhoog weer inslaan, hopelijk vind ik snel weer werk.’

Denkt hij dat de mensen hier psychologische hulp zouden willen zoeken, of zelfs maar accepteren?

Hij kijkt om zich heen, schudt zijn hoofd. ‘Ik heb een goed contact met een paar van de oudere mensen hier, wij praten onderling wel over onze problemen. Maar ik zie ook veel jongeren die problemen hebben met de politie, met drank en drugs. Ze hebben ook veel psychische problemen. Die jongeren van nu zijn geen schroefje kwijt, maar een hele gereedschapskist. Ze doen allemaal stoer, willen vaak niet eens geholpen worden, ze wijzen het af, die drempel is te hoog voor ze geworden.’

Daryll denkt niet dat praten met een psycholoog nog een optie voor ze is. ‘Het zou beter zijn als ze hier een boksbal ophangen, zodat mensen hun frustraties kwijtkunnen. Mensen die hier komen zijn eerder geneigd om die frustraties eruit te slaan dan om te praten. Ik ben zelf altijd fanatiek vechtsporter geweest en zou wel als vrijwilliger willen werken om jongeren daarin te coachen. Sporten geeft een positief gevoel, ik denk dat ze daar meer aan hebben dan aan praten met een psycholoog.’