Lees verder
Geertje Kindermans

Aan de basis van het werk van de Duitser Christian Keysers (1973) ligt een neuron. Een spiegelneuron om precies te zijn. Toen hij daarover hoorde, wist hij dat hij de sleutel in handen had tot de vraag hoe het kan dat we letterlijk met elkaar kunnen meevoelen. ‘We zien niet alleen dat iemand ongelukkig, boos, verliefd of vrolijk is, we voelen het letterlijk.’ Onlangs verscheen zijn populair-wetenschappelijke boek Het empathische brein over de werking van spiegelneuronen.

Zijn carrière begon feitelijk met een vergissing. Eigenlijk wilde Christian Keysers filosofie studeren aan de universiteit in Konstanz (Duitsland), maar hij bleek door een fout voor psychologie ingeschreven te staan. Zo kwam het dat hij een periode zowel psychologie- als filosofiecursussen volgde en de studies kon vergelijken. ‘Bij filosofie hadden ze het over heel spannende onderwerpen als bewustzijn, maar er was niet veel vooruitgang in het denken, het was moeilijk uit te maken welk idee het beste was.’ De psychologiecursussen sloegen meer bij hem aan. In Konstanz werd bij psychologie veel dieronderzoek gedaan. ‘Ik herinner me nog hoe ik voor het eerst over een conditioneringsonderzoek bij een zeenaaktslak las. Het beest kreeg elektroshocks als het ergens tegenaan zwom, wat hij vervolgens afleerde. Zo slaagden de onderzoekers erin om van het begin tot het einde volledig te begrijpen hoe een eenvoudige vorm van leren plaatsvond, tot op het niveau van een enkele neuron. Ik vond het zo geweldig dat zoiets essentieels in ons leven – de capaciteit om te leren – zo volledig te begrijpen was. Door die ervaring heb ik filosofie helemaal losgelaten en koos ik definitief voor de psychologie.’

Niet alleen denken
De vraag hoe het kan dat we andere mensen begrijpen en weten wat ze voelen, heeft hem altijd gefascineerd. ‘Daar gaat het binnen relaties allemaal om. Ideeën en kennis zijn belangrijk, maar hoe we ons met andere mensen kunnen verbinden, is van wezenlijker belang. Dat is onderdeel van ons succes en het is wat ons echt gelukkig maakt.’
Al op de middelbare school hield Keysers zich ermee bezig. ‘De filosoof Descartes schreef over hoe we eigenlijk weten dat andere mensen niet slechts een soort zombies zijn, maar personen, net als wijzelf. Descartes concludeerde dat we via ons denken in contact komen met andere mensen. Maar dat kon ik me niet voorstellen, het leek me niet het hele verhaal. We hebben niet alleen contact met mensen door te denken, we voelen het echt.’
Eigenlijk vindt hij het vreemd dat niet iedereen zich massaal op deze vraag heeft gestort. ‘Want het lijkt misschien vanzelfsprekend, het blijft wonderlijk dat we mensen op een andere manier bekijken dan stoelen, lampen of computers.’ En we zijn er de hele dag automatisch mee bezig, vervolgt hij. ‘Ik heb net Chinese thee voor je gezet en probeer nu te begrijpen of je het lekker vindt of niet. Ik kijk hoe je met de thee omgaat, hoe je gezicht reageert. Ik kijk, maar het is niet alleen visueel.’
De visuele route was eind jaren negentig van de vorige eeuw al opgehelderd, toen duidelijk werd hoe de hersenen een glimlach konden detecteren. Er zijn cellen in de cortex die selectief op een glimlach reageren. Maar alweer was dit niet het hele verhaal. Keysers: ‘Want dan begrijpen we nog niet wat een glimlach is.’
Hij wijst naar een rookmelder aan het plafond. ‘Zo’n ding detecteert rook, maar het weet verder niet wat rook is. Zo’n melder weet bijvoorbeeld niet dat rook gevaarlijk is.’ Hetzelfde geldt voor een glimlach-detectiecel. ‘Je kunt wel een glimlach detecteren, maar hoe weet je vervolgens wat het betekent, dat iemand zich blij voelt? Je goedgezind is?’

Spiegelneuron
De vraag sluimerde, maar Keysers wist niet hoe hij ermee aan de slag zou kunnen. Tot hij een lezing van de Italiaan Vittorio Gallese, hoogleraar fysiologie aan de Universiteit van Parma, bijwoonde. Gallese presenteerde bij die gelegenheid voor het eerst spiegelneuronen die hij in apenhersens had aangetoond. Bijzonder daaraan was dat deze neuronen niet alleen vuurden als een aap iets greep, maar ook als hij een ander iets zag grijpen.
Keysers erkende onmiddellijk het belang van deze ontdekking. ‘Het was de eerste keer dat er op het niveau van de hersenen iets gepresenteerd werd wat mensen met elkaar verbindt. We zien niet alleen iemand iets doen, maar de actie wordt in onze hersenen gerelateerd aan onze eigen acties en via die route aan onze intenties.’
Het was voor hem een groot moment, alsof er een deur op een kier werd gezet en er een glimp te zien was van de schatten die erachter lagen. ‘Door dit resultaat wist ik: we kunnen de vraag “Hoe begrijpen we mensen?” bestuderen. De hele oplossing hebben we nog lang niet, maar de deur was opengegaan en ik wist: dit is de kans om het echt te begrijpen.’
Sindsdien heeft hij zich met het onderwerp beziggehouden. In zijn boek Het empatische brein legt hij uit wat zijn theorie inhoudt en doet hij verslag van hoe hij die ontwikkeld heeft. ‘De hele dag lang hangt het succes van onze relaties en onze carrières af van ons vermogen om de gevoelens en geestestoestand van anderen te bespeuren’, schrijft hij. ‘Heel vaak voelen we aan hoe anderen eraan toe zijn, ook als die anderen proberen dat te verbergen. We voelen verdriet achter een geveinsde glimlach, en slechte bedoelingen achter een schijnbaar vriendelijk gebaar. Hoe doen we dat? Hoe zien we kans die verborgen emoties aan te voelen?’
Met zijn boek wil Keysers ‘de principes ontrafelen van het inlevingsgevoel in onze hersenen’. De ontdekking van spiegelneuronen betekende ‘een ommekeer in de manier waarop we naar de hersenen kijken en in ons begrip van sociale interactie’ schrijft hij. ‘Spiegelneuronen “spiegelen” het gedrag en de emoties van mensen om ons heen, zodat die anderen als het ware deel van ons gaan uitmaken. De ontdekking van deze cellen kan een groot aantal van de raadselen van het menselijk gedrag verklaren. Dankzij spiegelneuronen zijn wij sociaal in hart en nieren – tegen wil en dank.’
Zijn boek is geschreven voor een geïnteresseerd lekenpubliek. Keysers: ‘De grootste bevrediging haal ik niet uit het schrijven van wetenschappelijke artikelen, maar als ik mijn werk presenteer op conferenties. Dan zitten er altijd mensen in het publiek die niet uit jouw veld komen. Het interesseert mensen, want sociale fenomenen kennen we allemaal uit ons eigen leven, en je kunt hen iets laten begrijpen wat ze nog niet eerder begrepen. Ik zie dat mensen een soort ahaerlebnis krijgen, ze raken erdoor geïnspireerd. Behalve dat ik het mooi vind, beschouw ik het ook als mijn verantwoordelijkheid. Als wetenschapper moet je je werk uitdragen.’

Doen, zien en horen
Na de lezing van Gallese was het volgende belangrijke moment in zijn wetenschappelijke carrière dat waarop Keysers zelf over zijn eerste spiegelneuron publiceerde. ‘Het ontdekken van spiegelneuronen heeft lang geduurd. Het fenomeen – een neuron dat vuurt als een aap zelf iets doet en als hij een ander iets ziet doen – was al vaak geobserveerd. Maar dat werd doorgaans als ruis genegeerd. Toen eenmaal duidelijk was dat het iets betekende, kon je het vaker vinden. Maar je kon ook vooruit gaan denken.’
En dat deed hij. ‘We bedachten dat neuronen die bij mensen in het spraakcentrum liggen, misschien ook op geluiden zouden reageren.’ En zo vond hij het neuron dat vuurde als de aap zelf papier scheurde, maar ook als de proefleider het deed. En het vuurde bij het geluid van scheurend papier. ‘Dat het neuron de hele tijd stil was, behalve tijdens die paar momenten, was een heel sterke ervaring.’
Keysers laat een paar korte filmpjes zien. ‘Bijzonder aan het onderzoek is dat je de resultaten zo direct kunt zien. Bij het meeste onderzoek zie je pas wat eruit komt nadat er uitgebreide statistische analyses zijn gedaan. Tot dan was er nog maar één andere publicatie verschenen waarin iets vergelijkbaars werd geconstateerd.’
Zijn naar eigen zeggen meest originele bijdrage deed Keysers later. Hij bedacht dat het fenomeen dat voor acties gevonden was, mogelijk ook zou bestaan voor gewaarwordingen en emoties. ‘Hier had ik het idee eerst, zonder enig bewijs. Vervolgens zijn we experimenten gaan verzinnen om het te testen.’ Hij illustreert het fenomeen aan de hand van een ervaring die hij later meemaakte. ‘Ik was aan het koken met mijn vrouw en doordat ik haar afleidde, sneed ze zich in haar vinger. Ik weet niet wie het eerste “au” riep en naar zijn vinger greep. Dit is een illustratie van dat je niet alleen begrijpt dat een ander pijn heeft, maar dat je de pijn zelf ook letterlijk voelt.’
Om dat te onderzoeken, bedacht hij een experiment waarin proefpersonen in een FMRI-scanner werden gelegd. Hun benen werden aangeraakt, om te lokaliseren welk deel van de hersenen dan actief worden. Vervolgens ging Keysers na of dezelfde regio’s actief zouden worden als proefpersonen een ander zijn eigen benen ziet aanraken. ‘Niemand geloofde dat het sensorische systeem iets te maken heeft met wat we bij anderen zien gebeuren.’
Maar hij kreeg gelijk. De somatosensorische cortex bleek niet alleen te reageren op eigen aanraking, maar ook het meest gevoelig te zijn als proefpersonen zien dat iemand anders wordt aangeraakt. ‘Dat breidde de originele ontdekking uit. Er zijn niet alleen spiegelneuronen als het om acties gaat, maar via vergelijkbare systemen kunnen we gewaarwordingen van anderen begrijpen.’
Daarna ontwikkelde Keysers een experiment over emoties. Belangrijke vraag was hoe je belangwekkende emoties creëert bij iemand die in een scanner ligt. ‘Proefpersonen kregen een narcosemasker op hun gezicht. We lieten hen films zien van gezichten van mensen die van iets walgen. Daarna gebruikten we het masker om proefpersonen vieze geuren te laten ruiken, zoals ranzige boter of rotte eieren. Zo konden we in korte tijd een sterke emotie opwekken. Het werkte goed, een proefpersoon moest zelfs overgeven. We konden meten welk hersengebied actief werd bij walging – de insula – en toonden aan dat hetzelfde deel actief werd als proefpersonen anderen zagen walgen. Bovendien weten we dat als artsen dat gebied stimuleren, mensen beginnen over te geven. Alweer zie je dus niet alleen de walging bij een ander, je voelt die walging ook lichamelijk.’
Daarmee heeft Keyzers een systeem voor acties, een systeem voor gewaarwordingen en een systeem voor emoties gevonden. ‘En daarmee hebben we een echt wetenschappelijk begrip van hoe we in contact komen met andere mensen. We zien het niet alleen, bedenken het niet, we kunnen het ook letterlijk voelen.’

Autisme
Overigens verschillen mensen in de mate waarin ze gevoelig zijn, aldus Keysers. Sommige mensen huilen makkelijker bij een film dan anderen. Sommige mensen raken zelf overstuur als ze zien dat iemand anders overstuur is, anderen blijven stoïcijns. Sommige mensen voelen gemakkelijker mee met anderen. Dit verschil in gevoeligheid heeft hij ook in de FMRI-scanner kunnen aantonen.
Verder heeft hij bestudeerd of de theorie kan helpen bij het begrijpen van mensen met empathische problemen. Dat is bij autisme en psychopathie het geval. Het gaat hierbij om heel verschillende empathische problemen, ontdekte Keysers. Autisten zouden geen empathie hebben, maar psychiaters spreken dat nog wel eens tegen. Vooral jonge autisten missen empathie, zij worden niet erg beïnvloed door emoties van anderen, stelde hij ook via de fmri-scanner vast. Maar volwassen autisten missen juist geen empathie, bij hen kunnen emoties van anderen juist een sterke invloed hebben.
Keysers: ‘Neem de film Rainman. Als de autistische Raymond, gespeeld door Dustin Hoffman, te maken krijgt met iemand die emotioneel wordt, gaat hij volledig uit zijn bol. Emoties van anderen hebben wel degelijk invloed op hem, alleen in een meer ruwe vorm. Emoties van anderen wekken een ongemakkelijk gevoel bij hem op, waardoor hij van slag raakt. Personal distress heet dat, de mate waarin je van streek raakt door de emoties van anderen. Zoals baby’s emoties van elkaar overnemen: als er een begint te huilen, begint de ander ook. Als je, als reactie op emoties van een ander, het gevoel krijgt dat je die ander wilt helpen, is dat empathie op hoger niveau.’
Misschien, zo denkt Keysers, gaat het bij autisten dus meer om een probleem in de ontwikkeling. ‘Mogelijk hebben mensen met autisme langer nodig om het spiegelneuronensysteem op te zetten. Dit idee geeft een idee hoe je zou kunnen helpen. Waarschijnlijk moet je hen op jonge leeftijd actief stimuleren, omdat ze uit zichzelf geneigd zijn het inleven in anderen eerder te vermijden.’
En dat is van groot belang voor de rest van iemands leven. ‘Want de mate waarin het spiegel-neuronensysteem functioneert, voorspelt hoeveel vrienden iemand krijgt, of ze een baan kunnen houden, et cetera.’

Aan- en uitknop
Van psychopaten wordt wel gezegd dat ze geen empathie hebben. Ze slachten mensen af zonder daar iets bij te voelen. Keysers nuanceert dat idee. ‘Wat het ingewikkeld maakt, is dat als ze willen manipuleren, ze daar heel goed in slagen. Als iemand zo slim kan zijn, krijg je het idee dat ze gevoelens van anderen wel degelijk begrijpen.’
Keysers bestudeerde psychopaten in een tbskliniek en kwam met interessante resultaten. Als je films laat zien van twee handen waarbij de ene hand de andere pijnlijk verdraait, dan activeren psychopaten hun eigen emoties, gewaarwordingen en acties veel minder dan normale mensen. Het verschil is opvallend, aldus Keysers, maar verrassender nog was een ander experiment. ‘Daarin vroegen we hen mee te leven met de mensen in de film. En dan kunnen ze het wel. Het lijkt erop of het meeleven normaal “uitstaat”, maar dat ze het wel kunnen “aanzetten”. Handig als je crimineel bent, zo kun je efficiënt je doelen halen, zonder door empathie gehinderd te worden.’
En waarschijnlijk zullen de echt slimme psychopaten niet in de gevangenis, maar in de toppen van het bedrijfsleven of bij adviesbureaus werken, veronderstelt hij. ‘Dan is het handig je gevoel te kunnen uitschakelen als je massaontslagen moet uitvoeren of hard moet onderhandelen.’ Zijn onderzoek dringt iets meer door in het brein van de psychopaat. Normaal gesproken wordt hen slechts gevraagd wat ze voelen, en dan zeggen ze net zoveel medeleven te voelen als normale mensen. ‘Maar als je letterlijk in hun hoofd kunt kijken, zie je iets anders. Dan zie je dat ze spontaan minder geneigd zijn om mee te voelen.’