Lees verder
Een A&O psycholoog NIP voert coachende gesprekken met een vijftienjarig meisje, de stiefdochter van haar vriendin. De moeder van het meisje weet aanvankelijk van niets. Als zij hoort van de behandeling, dient zij een klacht in. De psycholoog informeert het meisje over de klacht van haar moeder en zegt daarbij dat zij als psycholoog niets verkeerds gedaan heeft. Fout, fout, fout, zegt het College van Toezicht en geeft de psycholoog een berisping.
Henk Geertsema

Merel en Meeshebben samen een dochter: Miranda. Als Miranda zes jaar is, gaan haar ouders uit elkaar. In 2014, Miranda is dan veertien, trekt ze in bij haar vader en zijn nieuwe echtgenote. Merel maakt zich zorgen om Miranda en doet een melding bij Jeugdzorg. Die starten een traject dat in februari 2015 beëindigd wordt. In mei van datzelfde jaar wendt Mees zich tot Ariadne, een A&O psycholoog NIP, met de vraag of zij hulp aan Miranda kan bieden. Ariadne is een vriendin van de echtgenote van Mees, de stiefmoeder van Miranda. Ariadne besluit om in te gaan op deze vraag van Mees en start gesprekken met Miranda.

Als moeder Merel ontdekt dat deze gesprekken plaatsvinden, dient zij een klacht in bij het College van Toezicht. Zij verwijt Ariadne drie zaken: 1) Zij is als moeder niet geïnformeerd over deze behandeling en heeft daarom ook geen toestemming kunnen geven; 2) Zij vindt het niet professioneel van Ariadne dat zij een behandeling gestart is met de stiefdochter van een vriendin, en 3) Zij verwijt Ariadne dat zij Miranda over de klacht heeft geïnformeerd en dat zij daarbij gezegd heeft dat zij, Ariadne, niets verkeerds gedaan heeft. Volgens Merel is haar dochter hierdoor nog verder van haar af komen te staan.

Ariadne’s verweer

Ariadne heeft een andere kijk op de feiten. Zij meende dat zij, op basis van een notitie over dit onderwerp, bevoegd was om Miranda in behandeling te nemen op grond van de Wet op de Geneeskundige Behandelings- Overeenkomst (WGBO). Zij had begrepen dat kinderen tussen de twaalf en zestien jaar, die zelf een hulpvraag hebben, zelfstandig mogen besluiten om hulp te zoeken zonder dat toestemming van de ouders vereist is. Pas toen zij gehoord had dat er een klacht tegen haar was ingediend, heeft zij zich professioneel laten adviseren. Toen kwam zij erachter dat de Beroepscode voor Psychologen voorschrijft dat beide ouders toestemming gevenii.

Verder stelt Ariadne dat zij zich bewust was van haar vriendschap met de stiefmoeder. Daarom heeft zij dit besproken met zowel Mees als Miranda. Daarna heeft zij een professionele afweging gemaakt of zij onder deze omstandigheden een professionele relatie kon aangaan en is zij tot de conclusie gekomen dat zij hiertoe kon besluiten. Zij is zich bewust van haar geheimhoudingsplicht.

In het contact tussen hulpvrager en hulpverlener vindt Ariadne transparantie van groot belang. Daarom informeerde zij Miranda over de klacht van haar moeder, juist ook om haar ter overweging mee te geven of Miranda, gezien de ontstane situatie, de gesprekken wel wilde voortzetten. Het is absoluut nooit haar bedoeling geweest om de relatie tussen Miranda en haar moeder negatief te beïnvloeden.

Wat vindt het college van toezicht?

Het College benadrukt dat Ariadne de toestemming van zowel vader als moeder had moeten vragen bij een meisje van vijftien jaar. De toestemming van Miranda alleen is niet voldoende. Beide ouders hebben recht op informatie over de behandeling en alles wat daarmee samenhangt. Dit staat duidelijk in de Beroepscode voor Psychologen 2015. En ook de WGBO gaat in beginsel uit van dubbele toestemming in het geval de minderjarige jonger is dan zestien.

Juist in een situatie als die van Mees en Merel, waarbij de kans groot is dat beide ouders niet op één lijn zitten, is het voor de psycholoog van groot belang beide ouders met gezag te informeren. Ariadne heeft tijdens de zitting verklaard op de hoogte te zijn geweest van de gespannen verhoudingen vanwege haar vriendschappelijke contacten met Mees en zijn vrouw.

Ariadne heeft niet alleen gehandeld in strijd met artikel 7, het artikel over de minderjarige cliënt, maar ook met de artikelen 61 (Toestemming bij aangaan of voortzetten van de professionele relatie), 62 (Aangaan en voortzetten van de professionele relatie) en 63 (Informatie bij het aangaan en voortzetten van de professionele relatie).

Naast het ontbreken van de toestemming van de moeder ziet het College nog een andere reden waarom Ariadne had moeten afzien van de behandeling van Miranda. Zij had moeten inzien dat, door de vriendschap met de stiefmoeder, zij Miranda in een loyaliteitsconflict kon brengen. Miranda kon zich allicht niet vrij uiten over haar vader en stiefmoeder. Daarom had Ariadne de beslissing niet aan Miranda moeten overlaten. Ariadne’s verklaring dat zij onderscheid kan maken tussen de professionele relatie en de vriendschappelijke relatie getuigt van een onjuiste inschatting van de situatie. Het ging er immers om of Miranda dat onderscheid kon maken. Ariadne behandelde Miranda als een volwassene in plaats van een jong meisje dat zich in een conflictsituatie tussen haar ouders bevindt. Hier wreekt zich het feit dat dat Ariadne geen kinder- en jeugdpsycholoog is en doorgaans ook geen kinderen behandelt. Dat had op zich al een reden moeten zijn om niet aan deze klus te beginnen.

Ariadne heeft weliswaar de onverenigbare belangen van de personen die deel uitmaken van het cliëntsysteem onderkend, zoals artikel 49iii voorschrijft, maar zij heeft zich ten onrechte toch laten verleiden om Miranda in behandeling te nemen. Dit is in strijd met de artikelen 13 (Deskundigheid), 39 (Voorwaarden voor aanvang en voortzetting van de professionele relatie), 52 (Vermijden van het vermengen van professionele en niet-professionele rollen) en 103 (Grenzen van de eigen deskundigheid).

Ten slotte is het College ook zeer kritisch over het informeren van Miranda over de klacht van haar moeder. Ook wat dit betreft heeft Ariadne kennelijk geen ervaring met het behandelen van kinderen. Met het beroep op transparantie en het voorleggen aan Miranda van de keus om al of niet door te gaan met de gesprekken, behandelt Ariadne Miranda ten onrechte weer als een volwassene. Ariadne miskent dat het loyaliteitsprobleem voor Miranda hiermee kon worden vergroot. Door te melden dat zij, Ariadne, niets verkeerds had gedaan, impliceerde zij dat moeder ten onrechte een klacht had ingediend. Daarmee nam Ariadne het risico dat haar opmerking negatieve gevolgen voor de verhouding tussen moeder en dochter kon hebben. Dit is strijdig met artikel 15 (Zorgvuldig handelen) van de Beroepscode. Op alle drie de punten acht het College de klacht van Merel gegrond. Het besloot tot een berisping van Ariadne.

Wat valt op?

Het is bepaald niet de eerste keer dat in deze rubriek aandacht wordt gevraagd voor de professionele fout dat bij de behandeling van kinderen niet aan beide ouders om toestemming wordt gevraagd. Het is blijkbaar een klassieke fout. In 1991 beschreven Maarten van den Dungen en Wim van Velzeniv onder de titel Ethisch handelen in een driehoeksverhouding een casus die samengesteld was uit twintig reëel gebeurde situaties: De anatomie van ethisch faalgedrag. Waarom maken psychologen deze fout? Over bedoelingen en intenties valt zelden iets te lezen in de verslagen, maar Van den Dungen en Van Velzen opperen twee verklaringen:

– men is op enigerlei wijze te intens bewogen met de situatie waarin de hulpvragende zich bevindt, bijvoorbeeld: men identificeert zich met ‘het arme slachtoffer’;
– men koestert een verregaande sympathie voor het standpunt dat wordt verdedigd; een voorbeeld is het cliché ‘kinderen horen bij de moeder’.

Nu is dit laatste niet aan de orde in deze casus, maar het is niet zo moeilijk voorstelbaar dat Ariadne zich juist door het vriendschappelijk contact met haar vriendin heeft laten verleiden om gesprekken met Miranda te starten. Als dit zo is dan zien we dat juist goede bedoelingen leiden tot onprofessioneel gedrag en in dit geval tot broddelwerk in de behandeling van Miranda. De cliënt is zo de dupe.

Een klassieke en regelmatig voorkomende fout vraagt ook om een klassieke en regelmatig toegepaste oplossing: onderwijs en intervisie. Wie de schoen past …

Referenties

i Voor alle duidelijkheid: ik baseer me alleen op de gegevens, zoals die te vinden zijn in de uitspraak, die onder nummer 15/34 te vinden is op de website van het NIP. De uitspraak is geanonimiseerd. De door mij gebruikte namen zijn verzonnen. Het verslag van de behandeling door dit College is mijn enige bron. Ik heb geen inzage in de door de partijen ingebrachte stukken.

ii Artikel 7 Minderjarige cliënt Als de cliënt minderjarig is en de leeftijd van 12 jaar nog niet heeft bereikt worden de in de beroepscode aan hem toegekende rechten uitgeoefend door zijn wettelijk vertegenwoordiger(s), tenzij de psycholoog gegronde redenen heeft om aan te nemen dat de belangen van de cliënt ernstig zouden worden geschaad door de betrokkenheid van de wettelijke vertegenwoordiger(s) bij de professionele relatie. Heeft een cliënt de leeftijd van 12 jaar maar nog niet die van 16 jaar bereikt dan komt de psycholoog de uit de beroepscode voortvloeiende verplichtingen na jegens de cliënt, alsmede jegens diens/ de wettelijke vertegenwoordigers. Heeft de cliënt de leeftijd van 16 jaar bereikt, dan komt de psycholoog de uit de beroepscode voortvloeiende verplichtingen na jegens de cliënt, tenzij deze niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake.

iii Artikel 49 Onderkennen van onverenigbare belangen Psychologen onderkennen de moeilijkheden die kunnen ontstaan doordat de cliënt, opdrachtgever en personen, die deel uitmaken van een cliëntsysteem onverenigbare belangen kunnen hebben. In een zo vroeg mogelijk stadium expliciteert hij zijn positiekeuze daarbij aan alle betrokkenen.

iv Dungen, M. van & Velzen, W. van (1991). Ethisch handelen in een driehoeksverhouding. De Psycholoog, 26, 147-148.