Log in
In 1966 initieerde klinisch psycholoog en hoogleraar persoonlijkheidsleer Johan Barendregt (1924-1982) aan de Universiteit van Amsterdam (UvA) het ambitieuze Fobieënproject. De fobie – kortweg omschreven als een hevige, irrationele angst voor en vermijding van een object of een bepaald type situatie, zodanig dat men hierdoor in het dagelijks leven beperkt is – stond als klinisch verschijnsel centraal. Florence van Zuuren, destijds medewerker van Barendregt, blikt in dit essay terug op dit in zowel theoretisch als methodologisch opzicht vernieuwende project.
Florence van Zuuren

Om het Amsterdamse Fobieënproject goed te kunnen karakteriseren is het nuttig een schets te geven van de achtergrond van het universitaire klimaat in de jaren zestig van de vorige eeuw. De psychologie als vakgebied was jong en had zich nog maar net losgemaakt van de filosofie. In 1961 verscheen het boek Methodologie van Adriaan de Groot: voor de psychologie een mijlpaal op methodologisch gebied. Daarin zette hij een aan de natuurkunde ontleende onderzoeksmethode uiteen met nadruk op het geheel en herhaaldelijk doorlopen van de empirische cyclus, inclusief hypothesetoetsing. De financiering van onderzoek geschiedde in die tijd vanuit de eerste geldstroom: wetenschappelijk medewerkers konden hun onderzoektijd vrijelijk aan onderzoek besteden. Promoveren was een lange, eenzame weg, er lag geen plan klaar. In die jaren verschenen proefschriften met veel theoretische diepgang, veelal in het Nederlands. Engelstalig publiceren gebeurde nog nauwelijks. Voor wetenschappelijk personeel golden geen eisen wat betreft het aantal publicaties.

Het aantal studenten psychologie nam in die jaren zestig explosief toe.