Ik heb psychologie gestudeerd en daarna ben ik gepromoveerd op ouders die een kind verliezen. Vervolgens kreeg ik een postdocplek aangeboden. Dat was een cadeautje, ik hoefde er niet eens om te vragen. Maar na mijn promotie wilde ik eerst een half jaar op reis. Toen ik in Nepal liep, realiseerde ik me: ik moet die baan niet aannemen, onderzoek doen aan de universiteit was het niet voor mij. Ik had tijdens mijn promotieonderzoek al gemerkt dat ik liever tussenrapportages schreef voor de ouders die hadden meegewerkt dan dat ik Engelstalige wetenschappelijke artikelen produceerde. Op een toegankelijke manier schrijven over mijn bevindingen voor mensen die er direct iets aan hebben, dát vond ik leuk.
Vanuit Nepal heb ik laten weten dat ik toch van die postdocplek af zag. Op dat moment wist ik nog niet wat ik wel wilde. Het zou nog anderhalf jaar duren voor ik daar achterkwam. Mijn moeder gaf me voor mijn verjaardag een abonnement op Psychologie Magazine en pas toen realiseerde ik me dat ik over psychologie kon gaan schrijven.
Ik ben cursussen gaan volgen. Mijn docent adviseerde ons om alles wat we schreven aan te bieden bij tijdschriften. Niemand vroeg: heb jij wel de school voor journalistiek gedaan? Hoe oud ben je? Wat is je cv? Je moet vooral een goed idee hebben, een beetje brutaal zijn en bij een tijdschrift aankloppen. Tot mijn stomme verbazing kreeg ik al mijn verhalen gepubliceerd.
Dat smaakte naar meer, dus besloot ik van het schrijven mijn beroep te maken. Aanvankelijk dacht ik dat redacties van mij vooral artikelen zouden willen over ouders die hun kind verliezen. Maar ze bleken het veel prettiger te vinden als ik schreef over dingen waar ik zelf ook nog maar weinig van wist. Dan durf je onbevangen vragen te stellen aan hotemetoten en gebruik je niet zoveel jargon in je verhaal. Dat ik me in alle onderwerpen mocht verdiepen, maakte het er alleen maar leuker op.
Crisis
Ik werk nog steeds als wetenschapsjournalist, schrijf onder meer nieuwsberichten voor De Psycholoog. Maar ik heb veel last gehad van de crisis. Tijdschriften vielen om, redacties moesten fuseren en inkrimpen. Als freelancer kwam ik er nauwelijks meer tussen. Ik realiseerde me dat het eng was om helemaal op één paard te wedden, en dat ik een tweede paard moest organiseren.
Als beginnend journalist had ik weinig geld om te reizen, daarom begeleidde ik wel eens reizen. Zo ben ik in Tibet, Nepal, Mongolië, China en Indonesië terechtgekomen. Met aardige mensen in de groep, was dat heel leuk. Maar het kan ook lastig worden. Bijvoorbeeld als iemand ziek wordt, zoals een vrouw die in Tibet hersenoedeem kreeg en terug moest naar Nederland. Of als je een lastpak in je groep hebt. En ik bedacht me: nog leuker dan mensen rondleiden in Tibet of Mongolië, is het als ik ze kan rondleiden in Nederland. Ik heb me bij een evenementenbureau aangesloten en heb de opleiding tot nationaal gids gevolgd. Dat is de tweede pijler geworden.
Doodvermoeiend
Vorig jaar kwam ik in contact met iemand die fietsreizen begeleidt. Dat sprak me aan en dat ben ik ook gaan doen. Dit jaar begeleid ik negen reizen. Het is een van de meest uitdagende klussen die ik heb gehad. Ik moet gidsen in steden waar ik nooit kom, zoals Antwerpen, Brugge, Gent en Dendermonde. En dat dan in het Engels én Duits, want het zijn internationale groepen. Vooral het switchen tussen talen vind ik doodvermoeiend. Bovendien is gewoon Duits praten nog wel wat anders dan in het Duits moeten gidsen. Want wat is molenwiek in het Duits? Of gevelsteen? Of kluizenaar? Ik heb net een paar reizen achter de rug en ben kapot. Maar ik ga er wel mee door. Ik hou wel van een uitdaging. Ik moet natuurlijk ook fietsen kunnen verstellen. En de sfeer in de groep leuk zien te houden. Ik kom ook regelmatig voor verrassingen te staan. Soms kunnen deelnemers nauwelijks fietsen bijvoorbeeld. Ze zeggen dan dat ze thuis hebben geoefend, maar dan blijkt dat ze op een hometrainer hebben gezeten. Dan kun je trappen, maar heb je geen idee hoe je moet op- en afstappen en dan weet je niet hoe je een bocht moet nemen. In dezelfde groep zitten ook sportieve mensen en die moeten ook aan hun trekken komen. Soms is dat een beetje zoeken. Je wilt toch dat iedereen de reis van zijn leven heeft.
Of ik me nog altijd psycholoog voel? Als journalist is psychologie natuurlijk mijn onderwerp. En als stadsgids probeer ik me altijd voor te stellen hoe mensen in Utrecht vroeger leefden, ze dronken water uit de gracht en woonden met het hele gezin in een werfkelder. Maar dat is net zo goed geschiedenis als psychologie.
Ook binnen groepen zie ik psychologie terugkomen. Als een reisgenoot lastig is, komt de Roos van Leary in me op. Ik heb nooit spijt gehad van mijn studie, ik vond het leerzaam en interessant. Maar ik heb meer interesses dan de psychologie alleen. Waarom zou ik me beperken? Ik hou ook van andere culturen, architectuur en geschiedenis. En ik sluit niet uit dat ik over vijf jaar weer iets heel anders doe. Ik heb de afgelopen maanden bijvoorbeeld een aantal cursussen documentaire-maken gevolgd. Mijn handen jeuken om aan mijn eerste documentaire te beginnen. Het onderwerp heb ik al. En dat ligt weer op het vlak van de psychologie.’