Die fascinatie heb ik nog steeds, ook nu ik in het Pieter Baan Centrum (pbc) werk. Ik werk daar niet als uitvoerend psycholoog, wat ik daarvoor wel heb gedaan, maar zit in het management. Ik ben manager Rapportage en Zorg en lid van de directie. In het pbc komen ‘de moeilijkste gevallen’; heel zware zaken waarvoor vaak veel media-aandacht is. En er komen verdachten die moeilijk onderzoekbaar zijn omdat ze weigeren mee te werken of juist de schijn ophouden dat er geen problemen zijn. Wij observeren de verdachten en doen diagnostisch onderzoek om antwoord te krijgen op de vraag: is er sprake van een stoornis of een deviante ontwikkeling waardoor het misdrijf is gepleegd? Is dat het geval, dan kan er sprake zijn van vermindering van de toerekeningsvatbaarheid en geven we advies hoe de stoornis te behandelen en welk juridisch kader daarbij nodig is.
Het gaat in mijn werk ook om het creëren van een klimaat waarin goede zorg geleverd wordt. Een mooi voorbeeld daarvan maakte ik laatst mee bij het ochtendrapport. Bij deze vergadering komen de medewerkers bij elkaar en nemen samen door wat er het afgelopen etmaal gebeurd is. Dit keer was een observant agressief geweest en had hij het personeel bedreigd. Dat kan niet, daar moet een sanctie op volgen en dat was mijn taak als directielid. De groepsleiding zei dat hij een kinderlijke man was en ze vroegen zich af of we niet met hem in gesprek konden gaan. Het was een boom van een kerel. Ik ben naar hem toegegaan, met bewaking en kwam in zijn donkere cel. Daar lag een enorme gestalte op bed, met de deken over zijn hoofd getrokken.
Ik zei: ‘Ik ga er even vanuit dat je me hoort.’
‘Hmhm,’ klonk het bozig van onder de deken.
Ik vertelde waarom ik kwam, dat hij het personeel had bedreigd en dat we dat niet accepteren. Ik vroeg: ‘Wat vind je daarvan?’
‘Maar zij begonnen,’ reageerde hij. Ze hadden volgens hem iets niet moeten doen. Hij begon dus al te praten van onder zijn deken en ik dacht: zijn buitenkant is angstaanjagend, maar dit is kwetsbaarheid, hij wilde dit ook niet.
Ik zei: ‘Ik wil graag dat je in gesprek gaat met de groepsleiding en dat je een plan maakt over hoe je hier de komende weken zo goed mogelijk door gaat komen.’
‘Dus ik krijg nog geen straf?’ vroeg hij.
‘Nee,’ zei ik. ‘Maar als je er niet uitkomt wel.’
De volgende dag hoorde ik dat hij zijn excuses had aangeboden en had gezegd dat als hij boos werd en de leiding zag het, ze hem erop moesten wijzen. Dan zou hij zich terugtrekken. Daar word ik blij van. Het lukte ons om niet te reageren op die afschrikwekkende buitenkant, maar om verder te kijken. En zo kon ik tot hem doordringen.
Het lastige is dat je er natuurlijk niet vanuit kunt gaat dat dit altijd werkt. Soms moet je op die externaliserende buitenkant reageren, we kunnen niet alles tolereren. Maar we proberen wel om het anders te doen. Want ik kan straf geven en dan zit hij in de cel. Het gevolg is dat wij hem niet meer kunnen observeren en hij leert niets, want dit kent hij al, dit heeft hij zijn hele leven al meegemaakt. Eigenlijk begin je dan aan een soort wapenwedloop. Dat is juist het soort klimaat dat we in het pbc niet willen.
Van meet af aan leek het wel te klikken tussen mij en het forensische veld. Ik geloof dat ik niet zo snel agressie oproep. Dat is goed in dit werk, want onze populatie is gewend dat er met agressie op hun agressie gereageerd wordt. En daar zijn ze heel goed in, veel beter dan ik. Het werkt veel beter als je jezelf kwetsbaar toont. Alleen moet je dat wel combineren met vasthoudendheid. Je moet niet over je heen laten lopen, je moet op een natuurlijke manier je grenzen kunnen aangeven. Als je anders kunt reageren op hun agressie, dan kom je erlangs en kun je een werkrelatie ontwikkelen.’
Foto: Herman Wouters
Psycholoog Joost Harkink, manager Rapportage en Zorg, Pieter Baan Centrum