Log in
Het is zorgelijk dat de academische psychologie aan gezichtsverlies lijdt door oneerlijkheid en publicatiedrang, stelt Annemarie Köhne. De psychologie verdient een kritische blik. Daartoe zal haar fundament belicht moeten worden. Dat doet Köhne aan de hand van het werk van Alfred Binet over intelligentie. ‘De academische psychologie moet stoppen het gat tussen realisme en constructivisme te dichten middels allerlei kunstige verbloemingen.’
Annemarie Köhne

Om meer te weten te komen over de fundamenten van de psychologische wetenschap lijkt onderzoek naar het ontstaan van een gevestigd psychologisch begrip een juiste methode. Het ontstaan van een dergelijk begrip toont namelijk hoe de psychologische wetenschap tot ‘ontdekkingen’ komt. ‘Intelligentie’ is zo’n gevestigd begrip dat zowel in het maatschappelijk leven als in de klinische praktijk als een bestaande, objectief houdbare entiteit gezien en gebruikt wordt. Het begrip is geïnstitutionaliseerd en stuurt ons handelen; er bestaan scholen voor ‘hoogbegaafden’ en instellingen voor ‘verstandelijk beperkten’. Het begrip bestaat.

Het klassieke werk van Alfred Binet (1905/ 1916)1 waarin hij de ‘ontdekking doet’ is naar de achtergrond geraakt en vergeten. Dit werk wordt in dit artikel ontdaan van stof om de wetenschapspraktijk rondom dit begrip te kunnen onderzoeken. De vraagstelling van dit essay luidt: hoe is het psychologische begrip intelligentie ontstaan en wat zegt dit over de psychologische wetenschap?

Binet en zijn dochters

In de negentiende eeuw las