‘Ik was directeur van een klein organisatieadviesbureau. Daar heerste een leuke sfeer, heel intiem en hecht, maar toen werd het crisis. Op eigen kracht redden we het niet, dus werden we overgenomen door een groter bureau. Het idee was dat ik zou blijven, maar dat werkte niet. Daarom solliciteerde ik op een baan als hoofd van de afdeling Organisatieontwikkeling bij het uwv. Dat leek me een soort intern organisatieadviesbureau. Ik kreeg de baan en aanvankelijk was ik heel enthousiast. Ik leerde veel en voelde me al snel een betere organisatieadviseur dan voorheen, onder andere omdat ik nu een concern van binnen had leren kennen. Toch kreeg ik op den duur ondefinieerbare gevoelens van onvrede. Een leidinggevende vroeg me een keer: “Ben je wel op het goede spoor?” Dat vroeg ik mezelf ook af. Ik voelde veel ergernis, het werk daar gaf me geen energie, maar wat er precies mis was, wist ik niet. Ik deed immers wat ik wilde doen en men vond mijn werk belangrijk.
Regels toepassen
Op een dag zei iemand tijdens een vergadering: “De kerncompetentie van het uwv is natuurlijk dat we de regels goed kunnen toepassen.” Daar kreeg ik het benauwd van. Dat was het probleem! De organisatie paste niet bij mij. Ik zocht steeds de ruimte en de mogelijkheden, maar dat was helemaal niet de bedoeling! Mijn collega’s stimuleerden me daar niet in, ze waren vooral bezig met de beheersmatige kant van de zaak. Mijn initiatieven vielen niet in vruchtbare aarde, alles duurde eindeloos. De volgende dag maakte ik een wandeling met een vriendin. We spraken over mijn onvrede en dat ik niet bij de organisatie paste en opeens zei ze: “Maar je kunt gewoon stoppen!” Dat was zo’n bevrijdende gedachte, het was alsof de zon doorbrak. Ik was nog steeds aan het denken: ik moet eerst weten wat ik dan ga doen. Maar dat hoefde helemaal niet!
’s Avonds belde mijn vriend en vroeg: “Wat ben je aan het doen?”
Ik antwoordde: “Mijn gesprek met jou voorbereiden.”
“Hoezo?” vroeg hij geschrokken. “We gaan toch wel trouwen?”
Ik vertelde hem dat we zeker gingen trouwen, maar dat ik wilde stoppen bij het uwv. Daar reageerde hij laconiek op. Dan moest ik inderdaad stoppen.
Een week later nam ik ontslag.
Ik had twintig jaar gewerkt, het was heerlijk om even niets te hoeven. Ik had me drie dingen voorgenomen: ik wilde fit worden, ik wilde elke week een museum bezoeken en ik wilde uitzoeken wat ik de rest van mijn leven zou gaan doen. Ik kwam erachter dat ik iets maatschappelijks relevants wilde doen, bijvoorbeeld in het onderwijs, maar dat leek niet te lukken. Na een jaar vond ik dat ik nu echt weer aan het werk moest. Bijna had ik een adviesbaan aangenomen, toen ik stuitte op de opleiding: schoolleiders van buiten. Dat wilde ik! Nog voor ik eraan begon, kreeg ik een baan als directeur van een basisschool.
Ik was daar nog maar net begonnen, toen ik begreep dat we als school aan een project konden meedoen om het onderwijs te verbeteren. Daar kwam groot budget voor beschikbaar en je kon deskundigheid binnenhalen. Ik vind het de normaalste zaak van de wereld om jezelf te vergelijken met anderen, maar wist dat dit anders lag binnen het onderwijs. Leerkrachten leggen hun hele persoonlijkheid in hun werk, dus kritiek op het functioneren wordt al snel kritiek op de persoon. Maar ik moest snel beslissen, anders zou de kans voorbij gaan, dus in overleg met mijn bestuur, besloot ik om het te doen.
De leerkrachten waren not amused. Dat ik dit zonder overleg met hem had besloten, hakte erin en zorgde voor spanningen. Toch heb ik volgehouden. Nou goed, ik kon ook helemaal niet terug.
Goed besluit
Inmiddels zijn we ruim twee jaar verder en weten we dat het ons veel heeft gebracht. Iedereen is er gelukkig mee. Het is een goed besluit gebleken. Het lukte me om de leerkrachten ‘in hun kracht te zetten’ zoals dat heet. We hadden specialisten nodig die de ontwikkelingen op verschillende gebieden voor hun rekening wilden nemen en dat gebeurt vaak door de directeur, een adjunct of een intern begeleider. Ik vroeg de leerkrachten of zij dat wilden doen. Het is goed uitgepakt, ze kregen meer vertrouwen in en erkenning voor hun eigen deskundigheid.
Deze twee voorvallen gaan erover dat ik dingen in beweging wil brengen, dat ik op zoek ga naar hoe het beter kan. En dat is niet altijd vanzelfsprekend. In het eerste geval is het niet gelukt, en ben ik vertrokken. In het tweede geval had het misschien handiger gekund, maar heeft het juist heel goed uitgepakt.’
Foto: Herman Wouters