Lees verder
Victor Kouratovsky, klinisch psycholoog en kinder- en jeugdpsycholoog Specialist NIP en directeur ExpatPsy in Rotterdam.
Geertje Kindermans

Mijn Russische opa liet rond mijn vijfde jaar een wit broodje zien en vroeg: “Wat zie je daarin?”

Ik zag een wit broodje en had verder geen idee. Daarop concludeerde mijn opa dat ik niet zo intelligent was, want ik had een konijn moeten zien.

Op dat moment wist ik niet zo goed wat intelligentie was en evenmin wat het oordeel van mijn opa betekende, ik voelde me alleen wat buitengesloten. En ik ben het dus nooit vergeten.

Buitenstaander

Door mijn achtergrond heb ik me altijd een buitenstaander gevoeld, vooral omdat mijn ouders uit heel verschillende families kwamen. Ze gingen al vroeg in mijn leven uit elkaar, ik heb altijd bij mijn moeder gewoond en kwam incidenteel bij mijn vader.

Mijn moeder komt uit een erg gelovig milieu, men ging op zondag drie keer per dag naar de kerk. Mijn opa had bittere armoede gekend, hij had kromme benen van een tekort aan vitamine B. Daarna werkte hij zich op, hij bezat meerdere huizen en was in goeden doen geraakt. Toch bleef hij extreem zuinig. Hij kocht zijn brillen tweedehands op de rommelmarkt. En vanuit de Rotterdamse wijk Hillegersberg ging hij lopend naar de markt, om het kaartje voor de tram uit te sparen.

Mijn vader had een Russische vader en een Letse moeder. Zelf was hij stateloos, hij had een vluchtelingenpaspoort, maar daar kwam ik pas later achter. Hij voer op de wilde vaart en als hij in Nederland was, woonde hij bij zijn ouders. Daar ging ik op bezoek. In het huis hingen uniforms die veel indruk op mij maakten. Mijn vader droeg die op de vaart en ik geloof dat er ook uniforms van mijn opa en mijn oom hingen.

De familie van mijn moederskant was het tegenovergestelde. Ze bezaten niet veel geld, maar mijn opa nam de taxi als hij een pakje sigaretten wilde halen en hij kocht eten bij de delicatessenwinkel.

Ik zat overal tussenin. Lange tijd ging het niet goed met mij, zeker niet nadat mijn vader op mijn dertiende was overleden. Ik werd een lastig kereltje dat op school niet wilde deugen en daarbuiten ook niet. Het is uiteindelijk goed gekomen nadat ik psychologie ben gaan studeren aan de Universiteit Leiden. Ik had en heb belangstelling voor de vraag waarom mensen doen wat ze doen, dat trok me aan in deze studie. Maar de eerste studiejaren vielen tegen. Ik vond de studie te Amerikaans, met de nadruk op het behaviorisme en dat alles evidence based moest zijn. Ik was meer geïnteresseerd in psychoanalyse. Daarom koos ik voor ontwikkelingsleer, in Leiden was daar een sterke psychoanalytische invloed.

Een eerste stage liep ik bij psychiatrie in het ziekenhuis Dijkzigt in Rotterdam. Op de universiteit was ik getraind in testen en psychodiagnostiek, maar ik leerde er de betrekkelijkheid ervan en begreep dat je testuitslagen altijd goed moest interpreteren. Op de plek waar ik daarna terechtkwam, geloofde men juist heel erg in testen en oordelen. Het was sterk fixerend: als een psycholoog tot een oordeel kwam, werd dat gezien als feit, dat onderbouwd kon worden met tests.

Testscore

Dat alles heeft ertoe geleid dat ik, vele jaren later, mij onder andere druk maak over het onjuist gebruik van IQ-tests en over hoe die worden afgenomen bij diverse groepen. Ik wil me ervoor inzetten dat het goed gebeurt. Ooit zei een psychiater in de praktijk waarin ik werkte tegen me: “Beste jongen, aan een IQ-test peuter je niet zo een puntje erbij of eraf.” Dit vanuit het idee dat het IQ zoiets is als je lengte.

Maar dat klopt dus niet. We moeten meer rekening houden met de persoon bij wie een IQ-test wordt afgenomen. De testscore hangt van veel meer af dan van iemands intelligentie. Heb je bijvoorbeeld de vragen goed begrepen? Ben je de taal machtig? Kun je je goed concentreren? Heb je vertrouwen in jezelf? Ben je bekend met het soort vragen in IQ-test?

‘De IQ-testscore hangt van veel meer af dan van iemands intelligentie’

Onderzoek laat zien dat het kind van een migrant op een intelligentietest gemiddeld als zwakbegaafd scoort. Dat is dramatisch, zeker omdat een IQ-score heel serieus wordt genomen en grote gevolgen voor iemand kan hebben. Zo kan de test uiteindelijk leiden tot uitsluiting.

Ik pleit er daarom voor dat je samen met je cliënt moet kijken wat de uitslag van de test betekent en of er beperkingen zijn waardoor de test minder goed gemaakt is en of de intelligentie dus te laag wordt ingeschat.

Daarom wil ik dit onderwerp op de agenda krijgen. Er worden te veel fouten gemaakt bij testdiagnostiek bij mensen met verschillende achtergronden. En misschien is dat allemaal wel begonnen bij dat kleine jongetje dat ik was, dat jongetje dat nergens helemaal bij paste en dat in een wit broodje geen konijn kon zien.’

Beeld: 500WATT