Om haar piekeren te behandelen, had ik allerlei geijkte methoden kunnen aanreiken, maar ik begreep dat het geen zin had haar te overtuigen of haar iets anders te laten doen dan ze normaal deed. Ik besloot me maar gewoon over te leveren aan het gesprek, kijken wat er zou gebeuren. Normaal houd ik niet zo van zweverigheid, maar dit keer had ik het gevoel of ik werd overgenomen. Ik weet niet eens meer precies wat ik deed of zei, het was iets als: “Kijk nou! Ik draag allerlei mogelijkheden aan, die jij vakkundig om zeep helpt. Dit is wat er de hele dag ook in jouw hoofd gebeurt.” Daarmee hadden we het probleem ‘in de kamer’, we spraken er niet meer alleen over, het gebeurde ter plekke. “Maar dat helpt allemaal niets,” ging ik door. “Dus laten we het eens anders doen. Ik draag niets meer aan… Welke gedachte komt er nu in je op?”
Even was ze stil, ze was in de war geraakt. Toen zei ze: “Niets.” Ook het piekeren was opgehouden. Haar intellectuele manier van de wereld benaderen, werkte niet meer door wat ik nu deed. Ze zei: “Het is net of ik niet meer kan denken.”
Wat er precies gebeurde, weet ik eigenlijk nog steeds niet. Het was geen paradoxale interventie, ik volgde gewoon wat er zich aan me voordeed. Het was een krachtige ervaring. Achteraf kan ik het wel verklaren. Ik moest niet doen wat zij ook de hele tijd deed: in mijn hoofd gaan zitten en dingen bedenken. Zo gaf ik haar eigenlijk een voorbeeld van hoe het ook anders kon.
Sindsdien is het vaker gebeurd. Ik bereid mijn gesprekken voor, ik denk na over wat het beste voor iemand zou zijn. Maar ik laat me in een gesprek steeds meer leiden door wat er gebeurt.
Vaak subtieler
Als iemand in snikken uitbarst, is het duidelijk dat er iets aan de hand is. Maar vaak zijn de signalen subtieler. Als ik afga op wat me opvalt of waar ik een associatie bij heb, ontstaan er vruchtbaardere gesprekken. Zoals het gesprek dat ik had met een stel waarin de vrouw uitlegde wat er thuis aan de hand was. Ik merkte dat ik me verveelde, ik had het gevoel naar een grijsgedraaide plaat te zitten luisteren. Ik zag dat dit ook gold voor haar partner. Dus ik zei: “Ik weet niet of je het ziet, maar je man valt in slaap hoor. En het gaat nog wel over hem! Misschien vertel je het op een manier die hem niet interesseert. Of je hebt het al honderd keer verteld. En dat helpt dus niet.” Zo kwamen we sneller bij het punt waar we zijn moesten.
Of er valt me een woord of een zinssnede op. En zonder te weten wat me opvalt en waarom, haak ik daar tegenwoordig op in. Laatst zei een man: “Er zijn allemaal van die regeltjes.” De manier waarop hij dat zei, trok mijn aandacht. Ik herhaalde het. Het werd een vruchtbaargesprek, waarin bleek dat zijn vrouw hem ook allerlei regeltjes oplegde.
Zelf in relatietherapie
Vroeger was ik veel voorzichtiger. Als iemand huwelijksproblemen had en ik herkende dat, dacht ik: o jee, hoe houd ik dit buiten de sessie? Nu denk ik: het is allemaal materiaal en dat moet ik gebruiken. Dan gaan mensen dieper graven in zichzelf en komen ze tot verrassende inzichten.
In mijn laatste boek – Waarom luister je niet? – vertel ik in de inleiding dat ik zelf met mijn vrouw in relatietherapie heb gezeten. Daarover werd in recensies veel geschreven en ik heb het ook in een interview uitgelegd. Ik was benieuwd hoe mijn cliënten erop zouden reageren, misschien zaten ze er wel helemaal niet op te wachten. Maar dat bleek geen probleem, integendeel. Er hebben zich juist veel cliënten bij me gemeld vanwege dat interview. Mensen krijgen daardoor onmiddellijk een soort vertrouwelijkheid met me. En dat terwijl ik altijd geleerd heb om afstand te houden. Daar ben ik nu langzaam een beetje van teruggekomen.’
Jean-Pierre van de Ven, vrijgevestigd (relatie)psycholoog