In zijn eerste jaar als directeur van het nip heeft Hans van Eck vooral het ‘huis op orde’ gebracht. Een gesprek over hoe de tekorten rigoureus zijn weggewerkt, over klachten en hoe je daarvan kunt leren; over oud zeer, dat er relatief veel is, en over het belang van samenwerken, zeker met de huidige politieke druk.
Kom over een jaar nog maar eens terug, zei hij vorig jaar. Dan zou hij minder over zichzelf willen praten en meer over zijn ervaringen bij het nip. Nu is het zover, hij is ruim een jaar directeur. Het belangrijkste in het afgelopen jaar was om ‘het huis op orde’ te krijgen. Letterlijk, na de verhuizing, maar vooral ook op organisatorisch en financieel gebied.
Lijkjes in de kast
Laten we bij het laatste beginnen, want als het financieel misloopt, houdt alles op. In die zin is hij een echte manager. Van Eck: ‘De opdracht vanuit het algemeen bestuur luidde: zorg dat de financiële situatie op orde komt. De ledengroei stagneerde, terwijl de kosten bleven stijgen en er een kleine budgetoverschrijding was geconstateerd.’ Daarom heeft hij de financiële systematiek beter gestroomlijnd ‘zoals dat in iedere gezonde organisatie zou moeten gaan’. Hij legt uit: ‘Een betere financiële control, controleren achteraf of het geld goed is uitgegeven. En ook een betere sturing; vooraf afspreken wat je gaat doen.’
Het werd nog spannend in de loop van het jaar, want al snel bleek de situatie ernstiger dan aanvankelijk gedacht. Ging het bij zijn aantreden nog om een tekort van enkele tienduizenden euro’s, uit de jaarrekening enkele maanden later bleek dat het tekort zo’n 300.000 euro bedroeg. ‘Een budgetoverschrijding van zo’n 6 tot 7 procent! Dat is fors.’ Van Eck klinkt nog bijna verbaasd als hij erover spreekt. Hij heeft het over ‘enkele lijkjes in de kast’. Overigens zonder dat er sprake is van kwaadwillendheid. ‘Het gaat vaak om onbedoelde dingen, verplichtingen die je bent aangegaan, personele issues, een project dat tegenvalt.’ Die tekorten moesten rigoureus worden weggewerkt, dat was prioriteit nummer één.
Het is gelukt, het jaar werd uiteindelijk positief afgesloten. Maar we moeten waakzaam blijven, waarschuwt hij. Niet lang geleden dwarrelde er nog een rekening van enkele tienduizenden euro’s op zijn bureau. ‘Ik wist niet waar het vandaan kwam, en daar word ik bepaald niet vrolijk van.’ Dat is uitgezocht en de kennis daarover bleek te zitten bij één of twee mensen die inmiddels vertrokken waren. Dat soort dingen mogen eigenlijk niet voorkomen, vindt hij. Grote uitgaven moeten vooraf bekend zijn. Verder loop je met een organisatie risico’s, maar die moet je vooraf leren inschatten. ‘Dat risicodenken is heel belangrijk in management. Je kunt wel een congres organiseren en verplichtingen aangaan met de Beatrixhal in Utrecht. Maar als je vijfduizend mensen verwacht en er komen er duizend, dan kost dat geld. En het nip draagt het risico.’
Sterk blijven
Een andere prioriteit was de ledengroei. Ook dat heeft een financiële reden, want je moet niet alleen kijken naar de uitgaven, maar ook naar wat er binnenkomt. Na jaren van automatische groei, leek de groei vorig jaar te stagneren. En minder leden betekent minder inkomsten.
En het geld is niet eens het belangrijkste, het gaat er vooral om dat de vereniging sterk blijft om een vuist te kunnen maken en genoeg armslag te hebben.
Van Eck: ‘Ik ben me gaan realiseren dat het bestaansrecht van een vereniging letterlijk een horizon heeft van één jaar, ieder jaar kunnen leden beslissen of ze nog lid van de vereniging willen blijven.’ Daarom is er gekeken naar ledenbehoud. ‘We willen weten of leden tevreden zijn en zo niet, wat daarvan de reden is en wat we eraan kunnen doen.’
Daarnaast moest er nieuwe aanwas komen. Want het ledenbestand wordt ouder. ‘We willen vooral ook jongeren aantrekken. Voor hen is het minder vanzelfsprekend lid te worden, ze vragen zich sneller af wat ze voor hun contributie terugkrijgen.’ Er moet dus helderder worden gecommuniceerd wat het nip allemaal doet voor zijn leden, vindt Van Eck. Daarnaast worden studenten nadrukkelijk bij de vereniging betrokken. ‘We faciliteren de studentensectie, we willen hen overal bij betrekken, helpen hen bijvoorbeeld met het organiseren van congressen. Zo hopen we hen enthousiast te maken voor het nip.’
Qua ledengroei ziet het er op het moment weer goed uit. Waar bij andere verenigingen terugval is, is het aantal nip-leden met enkele honderden toegenomen. ‘Misschien begint ons beleid vruchten af te werpen’, stelt Van Eck. ‘Maar het kan ook een teken van de tijd zijn, misschien gaan mensen onder de maatschappelijke druk van bezuinigingen, organisatieveranderingen en veranderingen in de zorg, eens kijken bij de beroepsvereniging.’
Inkleuring voorzitterschap
Een belangrijke gebeurtenis de afgelopen periode was het vertrek van de voorzitter. De eerste zittingsperiode van Hans Kombrink zat erop en omdat er wat hem betreft ‘wat zaken onbenut waren gebleven’, zwengelde hij zelf de discussie aan: hoe moet het profiel van de voorzitter er eigenlijk uitzien? Wil het nip een voorzitter met een politieke achtergrond of is iemand met een inhoudelijk profiel beter? Hij wilde nog een half jaar aanblijven om die discussie te leiden, hij legde zijn voorstel voor aan de ledenraad, die het met een nipte meerderheid aannam. Hoewel aangenomen, vond Kombrink zo’n krappe meerderheid magertjes. Hij vond dat het voorstel ‘onvoldoende gedragen werd’ en stopte terstond als voorzitter. ‘Hij is niet weggestemd’, benadrukt Van Eck. Maar het is waar, het draagvlak was niet groot.
Vervolgens was de vraag: hoe verder? Het Algemeen Bestuur ging in gesprek met de sectorbesturen en de leden van de ledenraad.
Mede op grond hiervan is een idee ontstaan waaraan een nieuwe voorzitter moet voldoen. De komende maanden wordt het profiel van de voorzitter verder uitgewerkt. Kan hij al een tipje van de sluier oplichten? Van Eck: ‘De eerste indruk is dat het nip wel eens terug zou kunnen gaan naar een voorzitter uit het vakgebied zelf of uit een aanverwant vakgebied.’ Een psycholoog of andere gedragswetenschapper. Uit de gesprekken werd bovendien duidelijk dat er binnen de vereniging nogal wat onvrede heerste. ‘Er is veel oud zeer, dat is me erg opgevallen.’ Er waren klachten over de traagheid van de vereniging, over het gebrek aan ondersteuning bij initiatieven, of mensen vonden dat er niet genoeg naar hun ideeën werd geluisterd.
Ook via e-mails en brieven kreeg Van Eck klachten die varieerden van het niet bereikbaar zijn, een factuur die verkeerd is afgeschreven, tot fundamentele zaken.
Van Eck heeft daarom besloten een klachtprocedure in te voeren. Alle leden die vinden dat er iets fout gaat in de organisatie, kunnen dat via een klacht laten weten. ‘Klachten moet je uiterst serieus nemen. Zo’n klachtensysteem fungeert als feedback voor de organisatie, daarmee creëer je een lerende organisatie, wat leidt tot een beter functionerende kernorganisatie. En ook tot leden die het gevoel hebben dat ze beter gehoord worden.’
Gastvrij NIP-huis
Het huis op orde krijgen, dat is ook letterlijk gebeurd. In 2011 vond de verhuizing naar Utrecht plaats en dat heeft voor verandering gezorgd. Vanaf het begin benadrukte Van Eck dat de nieuwe locatie meer moet zijn dan alleen een werkplek voor de bureaumedewerkers. Het moet zoveel mogelijk een verenigingshuis worden, een plek waar leden graag naartoe komen, waar ze vergaderen of bijeenkomsten organiseren of bezoeken. We zijn op de goede weg, vindt hij. Waren de gangen in Osdorp na vijf uur vaak nagenoeg uitgestorven, in Utrecht is het soms druk. Niet zelden zijn er meerdere vergaderingen tegelijkertijd aan de gang, worden broodjes, soep en drank af en aan gedragen. ‘Het loopt goed’, aldus Van Eck. ‘En we krijgen er over het algemeen heel positieve reacties op.’ De band met de vereniging wordt er sterker door. Leden ervaren sterker dat ze naar het nip gaan, het geeft een ander gevoel dan naar een vergadering gaan die in een zaaltje bij Hollyday Inn wordt gehouden, anoniemer en een plek waar je op een vast tijdstip weer uit moet.’
Vanzelf gaat het overigens niet, er is hiermee een nieuwe taak bijgekomen. ‘Maar wel een heel welkome taak vanuit de gedachte dat je als vereniging gastvrij wilt zijn. Er is ons veel aan gelegen om dat goed te laten verlopen.’
Goed communiceren
Een veelgehoorde klacht – of op zijn minst vraag – is: wat doet het nip eigenlijk voor me? Behalve zijn vaste reactie – ‘het nip, dat zijn we allemaal samen’ – moet de vereniging natuurlijk meerwaarde bieden. ‘Er gebeurt heel veel, maar soms moeten we dat beter laten zien’, zegt Van Eck. Beter communiceren dus. Met de verhuizing kan het nip beter zijn sociale rol vervullen en meer dan vroeger een plek zijn waar je naartoe kunt gaan en collega’s en vakgenoten kunt treffen.
Maar niet alles wat de vereniging doet, kan aan de grote klok worden gehangen. ‘Belangenbehartiging, overleg op ministerieel niveau, dat schreeuw je niet van de daken. Dat is het kenmerk van lobbyen, dat gebeurt aan de achterkant.’ Van Eck begrijpt de teleurstelling die er soms is. ‘Als het resultaat dan niet is wat de leden hopen, dan slaat dat terug op de vereniging. Denk aan de vergoeding die terug is gebracht van acht naar vijf sessies en aan de toegenomen invloed van de verzekeraars.’ Hoewel de vereniging niet alles kan, zijn het wel stromingen waar het nip een tegenwicht aan kan bieden.
Gezamenlijkheid
Maar het belangrijkste thema – en een van de grootste zorgen van Van Eck – is misschien wel het samenwerken. Dat was al aandachtspunt van voorganger Rein Baneke, het blijft een belangrijk punt. ‘Mij viel gelijk al op dat er veel wordt gesproken over verschillen tussen de verschillende bloedgroepen. Ik geloof dat we naar het gezamenlijke moeten streven, juist in deze tijd, want maatschappelijk en politiek hebben we de wind niet mee.’
Onlangs nog kreeg hij een telefoontje van het ministerie waarin werd gevraagd te participeren in gesprekken over ontwikkelingen in de zorg. En zelfs daar zinspeelden ze erop. ‘Vanuit het ministerie zei men: “Psychologen, sla de handen ineen. Zeker met de huidige politieke druk, de huidige wind die waait, zorg dat je vooraan staat en laat je niet leiden door versnippering.”’
Gezamenlijkheid is van belang. Ook als de beroepsgroepen niet altijd precies hetzelfde zijn, we hebben een gemeenschappelijkheid: de psycholoog en het vak psychologie, met al zijn deeldisciplines. ‘Daar moeten we op inzetten. De vereniging als kenniscentrum. En daarin is een belangrijk thema: de – wetenschappelijke – kennis dichter bij de praktijk brengen. Zodat de praktijk kan leren van de wetenschap.’ Hoe? Door het organiseren van congressen bijvoorbeeld, of via initiatieven die in de kamer psychologie worden ontplooid. En tot slot is de ethische code essentieel. ‘Een heel belangrijk instrument voor psychologen en een van de belangrijkste overeenkomsten tussen alle psychologen. Iedereen is doordrongen van ethisch handelen.’
Vrouwelijke inbreng
Wat moet anders? Van Eck hoeft daar niet heel lang over na te denken. ‘Verjonging vind ik een heel belangrijke topic. Met alle respect voor de huidige bestuurders, maar er moeten meer jongeren en in het bijzonder ook vrouwen bestuurlijke ervaring kunnen opdoen. Van de leden is zeventig procent vrouw en dertig procent man. Bestuurlijk is het andersom. Ik denk dat we moeten nastreven dat het meer representatief is.’ Vrouwen zeggen snel dat het bestuurlijke hen niet zo interesseert. Dat is klassiek: vrouwen kiezen voor inhoud, mannen voor bestuur. ‘Ik zou de dames er meer bij willen betrekken, ik vind het van belang voor het voortbestaan van de vereniging.’