Lees verder
Onmiddellijke actie is nodig om de opwarming van de aarde te beperken tot anderhalve graad Celsius opwarming. Zo stelt het IPPC-rapport waar Linda Steg, hoogleraar omgevingspsychologie aan de Rijksuniversiteit Groningen, aan meeschreef. Volgens Steg willen we ons over het algemeen wel inzetten voor het klimaat, maar wordt het ons niet gemakkelijk gemaakt. ‘Vliegen is vaak nog altijd goedkoper dan de trein pakken.’
Anouk Bercht

Hoe duurzaam Linda Steg zelf leeft, is gissen. De hoogleraar Omgevingspsychologie (Rijksuniversiteit Groningen) wil niet dat haar gedrag of mening haar onderzoeksresultaten beïnvloedt en dus laat ze zich niet uit over haar privéleven. Al is een activistische wetenschapper volgens haar niet de bedoeling. ‘Dan kun je de wetenschappelijke methode niet meer met de juiste objectiviteit en afstand uitvoeren.’

Naast dat ze hoogleraar is, is ze vaak betrokken bij beleidsbepalende commissies, adviesraden en publicaties. Zo was ze hoofdauteur van het IPCC-­rapport Global Warming of 1.5 ºC en is ze als enige gedragswetenschapper lid van de Wetenschappelijke Klimaatraad die de regering adviseert over het klimaatbeleid. Steg wordt gezien als een van de meest invloedrijke wetenschappers.

Ik bouw en vertrouw op de expertise van klimaat- en milieuwetenschappers

Wat is omgevingspsychologie?

‘De omgevingspsychologie bestudeert de interactie tussen mensen en hun omgeving. Welke invloed heeft de omgeving op ons welzijn en gedrag aan de ene kant, en wat bepaalt de impact van de mens op de omgeving aan de andere kant. Die omgeving kan van alles zijn, denk aan werkplekken, gevangenissen of publieke ruimtes. Mijn onderzoeksgroep doet vooral onderzoek naar het milieu en het klimaat. Wat bepaalt bijvoorbeeld of mensen duurzaam gedrag vertonen? Wat kun je doen om duurzaam gedrag te stimuleren? Welke effecten heeft duurzaam gedrag op welzijn?’

Waarom vindt u duurzaam gedrag zo interessant?

‘Ik ben er ingerold. Het vak omgevingspsychologie van Charles Vlek, inmiddels emeritus hoogleraar omgevingspsychologie en besliskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen, vond ik erg leuk. Later zou hij mijn promotor worden. Ik vind het zo’n leuk vakgebied omdat het gaat over ingewikkelde vraagstukken waarbij onderzoek zowel een wetenschappelijke als een maatschappelijke impact kan hebben. En dat vind ik belangrijk.’

Zit daar een ideologische drijfveer achter?

‘Nee, het gaat mij om die combinatie van wetenschappelijke en maatschappelijke impact. Daarnaast laat ik me nooit uit over mijn privéleven. Ik doe onderzoek naar mensen en ik wil niet dat mijn opinies of gedrag beïnvloeden hoe mensen onze vragenlijsten invullen of hoe ze meedoen aan experimenten. Het doet er niet doe wat ik in mijn privéleven doe. Ik vind ook dat je als wetenschapper niet al te betrokken moet zijn met waar je onderzoek naar doet.’ 

Om onder die 1,5 graad opwarming te blijven: is het nodig meer mensen ervan te overtuigen dat de aarde opwarmt en dat dit door toedoen van de mens komt? 

‘Slechts een heel klein gedeelte van de mensen gelooft níet in klimaatverandering. Denk aan zo’n twee procent. Dit blijkt telkens uit verschillende grootschalige studies. Hier ligt het probleem dus niet. We moeten ons hier als onderzoekers ook niet te veel op richten. Beter moeten we nagaan wat mensen ervan weerhoudt te handelen naar hun overtuigingen.’

Mijn gevoel zegt dat er veel meer mensen zijn die er niet in geloven.

‘De onderzoeken waarnaar ik refereer maakten gebruik van representatieve steekproeven. Vragenlijsten gingen bijvoorbeeld niet enkel over het klimaat en in sommige onderzoeken werden proefpersonen persoonlijk geïnterviewd, dus wie moeite had met lezen of schrijven kon ook meedoen. Maar je bent niet de enige die denkt dat er meer klimaatontkenners zijn dan er daadwerkelijk zijn. Uit onderzoek blijkt namelijk ook dat we geneigd zijn te denken dat andere mensen het klimaat minder belangrijk vinden dan dat wij het zelf vinden. We onderschatten dus systematisch hoeveel waarde anderen aan het milieu hechten. Dat zorgt wel voor problemen, want dat demotiveert om duurzaam te handelen.’

Zijn mensen over het algemeen gemotiveerd om duurzamer te leven?

‘Ja. Er spelen verschillende waarden een rol als het gaat om duurzaam gedrag. Dat zijn egoïstische waarden, hedonische waarden, altruïstische waarden en milieu­­waarden. Die eerste twee hebben vooral te maken met eigen belang en gaan respectievelijk over streven naar geld en status en streven naar comfort en plezier. Altruïstische waarden zijn erop gericht te zorgen dat anderen een goed leven hebben. En milieuwaarden houden in dat mensen het belangrijk vinden de natuur en het milieu te beschermen. Over het algemeen hechten mensen veel waarde aan het beschermen van het milieu en de natuur, al is er altijd nog ruimte voor verbetering. Hoe sterker iemands milieuwaarden zijn, hoe sterker iemand intrinsiek gemotiveerd is om duurzaam te handelen, en hoe meer diegene geneigd is duurzaam te handelen.’

Hoe zou je die intrinsieke motivatie kunnen vergroten?

‘Intrinsieke motivatie wordt mede bepaald door je identiteit. Hoe meer jij jezelf als een milieuvriendelijk persoon ziet, hoe groter je intrinsieke motivatie om milieuvriendelijk te handelen. Die identiteit wordt mede bepaald door welke waarden je hebt, maar ook door hoe je je eerder hebt gedragen. Dus als je kunt benadrukken wat mensen al doen aan milieuvriendelijk gedrag, dan gaan ze zichzelf meer als milieuvriendelijk zien en daarnaar handelen. Vaak doen campagnes juist het tegenovergestelde. Die zijn juist gericht op wat er nog niet goed gaat. Maar onlangs had de Rijksoverheid ook de campagne ‘Iedereen doet wat’, mijn collega Ellen van der Werf heeft daarin geadviseerd (zie een artikel van haar hand op pagina 10 in dit nummer). Met zo’n campagne benadruk je dat mensen al veel doen aan duurzaam gedrag.

Daarnaast blijkt uit onderzoeken dat als jouw werkgever duurzaamheid hoog in het vaandel heeft zitten, jouw intrinsieke motivatie groter wordt en je meer geneigd bent duurzaam te handelen. Je gaat de waarden van het bedrijf als jouw eigen waarden zien. Ook als mensen denken dat de overheid het verminderen van klimaatverandering belangrijk vindt, kan dat duurzaam gedrag bevorderen. Dan denk je ook dat jouw bijdrage veel meer zin heeft. En we zijn ook groepsdieren natuurlijk, we willen graag ergens bij horen. En handelen in overeenstemming met wat de groep belangrijk vindt.’

Het doet er niet toe wat ik in mijn privéleven doe

Oké, maar over het algemeen zien we dus het probleem van klimaatopwarming en we zijn gemotiveerd er wat aan te doen. Wat maakt het dan toch zo ingewikkeld om duurzaam te handelen en samen die 1,5 graad opwarming tegen te gaan?

‘Zelfs wie zich bewust is van de klimaatproblemen én gemotiveerd is er wat aan te doen, kan niet altijd duurzaam handelen. Misschien is het wel onmogelijk of heel onaantrekkelijk om het duurzaamste alternatief te kiezen, bijvoorbeeld omdat je het niet kunt betalen of omdat er een groot conflict ontstaat met iets anders wat je ook belangrijk vindt. Soms ligt het aan kennis en weten mensen niet wat nu het beste is voor het milieu om te doen. Tot slot spelen normen een rol. Wat doen anderen in onze omgeving en wat verwachten ze van ons? Als we denken dat anderen niet zo met duurzaamheid bezig zijn, kan dat mensen demotiveren om zelf aan de slag te gaan.’

En dat is dus vaak wat we denken, dat anderen het milieu minder belangrijk vinden dan wijzelf?

‘Dat denken mensen inderdaad over het algemeen. Terwijl, als we denken dat mensen uit onze groep het belangrijk vinden duurzaam te handelen, kan dat onze intrinsieke motivatie vergroten. Daarom is het belangrijk te laten zien dat je duurzaam bezig bent, dat kan anderen motiveren ook duurzaam te handelen. We zijn nu aan het onderzoeken of ditzelfde mechanisme ook geldt voor consumenten en de overheid. Dus dat de overheid verwacht dat de consument niet wil verduurzamen en de consument verwacht dat de overheid het niet belangrijk vindt, waardoor beide partijen geen actie ondernemen. Ik verwacht wel dat dit speelt, maar de resultaten van het onderzoek hebben we nog niet.

Als we de maatschappij anders inrichten, kan gedragsverandering voor 40 tot 70 procent minder CO2-uitstoot zorgen

Daarnaast zie je ook vaak dat tegenstanders harder roepen dan voorstanders en media tegengeluiden sneller oppakken. Media schenken bijvoorbeeld veel meer aandacht aan boeren die protesteren tegen het stikstofbeleid dan aan boeren die graag meer duurzaam willen produceren. Ik kan me voorstellen dat dat beleidsmakers of politici afschrikt.’

Welke factoren beïnvloeden nog meer hoe duurzaam we ons gedragen?

‘Verschillende. Onder meer de context waarin we keuzes maken, zoals de infrastructuur. In Nederland is het heel makkelijk om de auto te pakken. Ook de fiets trouwens. In landen waar de fietsinfrastructuur minder goed is, wordt minder gefietst, dus infrastructuur is belangrijk. Voorzieningen spelen ook een rol. Als er geen glasbak is, kun je glas ook niet scheiden. Prijzen bepalen deels hoe we ons gedragen. Vliegen is nu vaak goedkoper dan de trein pakken, waardoor het aantrekkelijker is om het vliegtuig te pakken. En wet- en regelgeving is belangrijk.’

Zijn er goede voorbeelden van beleid dat duurzaam gedrag bevordert?

‘Er bestaat nog amper beleid dat zich specifiek richt op gedrag. Dat komt wellicht omdat er nauwelijks gedragsexperts werken bij ministeries. Er is wel een aantal voorbeelden van beleid met goede uitkomsten. Subsidies voor zonnepanelen bijvoorbeeld zorgden voor een flinke uitbreiding ervan. Wat ook werkt is de  ‘default mode’ veranderen. Denk aan bedrijfskantines die vegetarische maaltijden als dagschotel aanbieden. Mensen eten dan vaker vegetarisch. En, hier is verder geen onderzoek naar gedaan, maar je ziet dat vegetarisch en veganistisch eten in studenten-, en grote steden steeds makkelijker wordt. Het aanbod in de supermarkt is groter, er zijn meer vegetarische kookboeken te vinden en restaurants die meer vegetarische opties aanbieden. Ik kan me voorstellen dat dat helpt.

Tot slot kan het volgens mij helpen om een concreet plaatje te maken van hoe Nederland eruit komt te zien als iedereen meer duurzaam handelt. Dan kunnen mensen zien dat het ook veel goeds kan brengen: een groene stad, met weinig auto’s bijvoorbeeld, geen geluidsoverlast, minder luchtvervuiling. Dan laat je zien waar we het voor doen. ’

Hoe kunnen we zorgen dat mensen vaker een duurzaam vervoersmiddel kiezen?

‘Wat bijvoorbeeld kan werken is dat je het minder aantrekkelijk maakt met de auto te reizen door minder parkeerplekken beschikbaar te stellen. Hier op de campus mag je bijvoorbeeld niet parkeren als je binnen een straal van vijftien kilometer woont. Binnen een bepaald aantal kilometers mogen medewerkers van de universiteit ook niet meer vliegen naar bijvoorbeeld een congres of vergadering. Daarmee dwing je af dat mensen bijvoorbeeld met de trein gaan. Daarnaast moeten duurzame vervoersmiddelen ook financieel aantrekkelijk zijn. Wie een laag inkomen heeft, moet ook voor een duurzaam alternatief kunnen kiezen. En tot slot kun je de ruimtelijke inrichting­ ­veranderen waardoor fietsen of wandelen bijvoorbeeld meer vanzelfsprekend en aantrekkelijk is dan met de auto gaan.’

Hoe kunnen we zorgen dat mensen minder energie verbruiken?

‘Het gebrek aan informatie is hier zelden de enige barrière. Mensen weten vaak wel dat je huis isoleren goed is voor het milieu, maar doen het niet omdat het veel geld kost, of omdat ze niet weten waar ze moeten beginnen. Op die barrière kan ingespeeld worden. Dat je iets doet wat goed is voor het klimaat, is motiverend. Dat geeft je een goed gevoel, je doet iets dat van betekenis is.’

Zijn er voorbeelden van campagnes of beleid dat duurzaam gedrag belemmert in plaats van bevordert?

‘Belastingvoordelen voor vervuilende bedrijven kunnen natuurlijk een tegenovergesteld effect hebben. Want dat betekent dat niet duurzaam gedrag relatief goedkoop is, waardoor het aantrekkelijker is.

Of denk aan adaptatiemaatregelen die als doel hebben de negatieve impact van klimaatverandering die al optreedt te verminderen, die ten koste gaan van de mitigatie, maatregelen die de opwarming van de aarde beperken. Een airco om met de hittestress om te gaan is eigenlijk maladaptatie. Het koelt plaatselijk af, maar je gebruikt meer energie wat weer bijdraagt aan de opwarming van de aarde.

Veel beleidsmakers hebben een economische achtergrond en denken misschien dat prijs het beste mechanisme is om mensen te beïnvloeden. Maar dat is niet per definitie zo. Kleine prijsprikkels kunnen twee kanten op gaan. Ze kunnen geen effect hebben, omdat mensen het niet de moeite waard vinden. Maar ze kunnen ook aanzetten tot denken. Dat was bijvoorbeeld het geval toen mensen moesten betalen voor plastictasjes. Meerdere onderzoeken laten zien dat het gebruik daarna afgenomen is. Dat kwam niet zozeer omdat mensen het te duur vonden, maar omdat de prijs een trigger was om een bewuste keuze te maken waardoor milieuoverwegingen een rol gingen spelen.’

Waar kunnen individuen die iets willen doen de grootste impact mee maken?

‘Uit de IPCC-rapporten blijkt ten eerste dat het energieverbruik van huishoudens een grote bijdrage levert aan de CO2-uitstoot. Je huis isoleren en duurzame energie gebruiken scheelt dus. En verder: minder met de auto, minder vliegen, minder eten weggooien en minder dierlijke eiwitten eten. Wat individuen volgens mij het meest in de weg zit is dat het systeem ons toch nog vaak de verkeerde kant op stuurt. Individuen krijgen te weinig goede voorbeelden te zien. We denken vaak dat duurzame gedragsveranderingen meer nadelen opleveren dan ze daadwerkelijk doen.

Mijn studenten zeggen vaak dat je niet individuen moet willen veranderen, maar het systeem.  Daar ben ik het mee eens, systeemverandering is inderdaad belangrijk maar, individuen kunnen ook invloed hebben op het systeem, als je het samen doet. Je kunt op een andere politieke partij stemmen, massaal de straat opgaan, anderen aanspreken, niet meer bij Shell gaan tanken, geen auto’s meer kopen die op fossiele brandstof rijden. Als we dit massaal doen, kan het ertoe leiden dat bedrijven en overheden andere keuzes maken, zodat duurzaam gedrag aantrekkelijker en beter mogelijk wordt.’

In het IPCC-rapport waar u als hoofdauteur aan verbonden was, staat dat gedrags­verandering zou kunnen leiden tot 40 tot 70 procent minder C02-uitstoot.

‘Ja, maar niet in de huidige maatschappij. De analyses gaan er vanuit dat bijvoorbeeld de infrastructuur is veranderd en het bijvoorbeeld een stuk makkelijker is om met de trein te kunnen of te gaan fietsen.’

Hoe weet u wat wel en wat niet duurzaam is? Vertrouwt u op uw mede-experts?

‘Dat is een belangrijke vraag. Interdisciplinaire samen­werking in mijn onderzoeksgebied. Ik hoef niet precies te weten wat een klimaatwetenschapper of milieuwetenschapper doet. Ik moet er wel voldoende van begrijpen om het te kunnen koppelen aan mijn eigen kennis. Maar ik bouw en vertrouw verder op hun expertise. Als economen bijvoorbeeld een model maken, dan zitten daar vaak assumpties over gedrag in, bijvoorbeeld dat mensen minder gaan kopen als het duurder wordt. Ik bespreek die assumpties dan met hen en vertel wat ik daarover weet. Maar ik hoef vervolgens dat model en de formules niet helemaal te begrijpen. Evenzo hoef ik de algoritmes niet te kunnen schrijven als ik samenwerk met ingenieurs om na te gaan hoe we duurzame energiesystemen kunnen ontwikkelen. Het is veel overleggen en kennis uitwisselen, en samen ideeën ontwikkelen.’

Is het weleens ingewikkeld om onderzoek te doen naar hoe een bepaalde ideologie haalbaar wordt?

‘Nee. Ik breng gewoon in kaart hoe mensen denken, wat ze vinden, welke waarden ze hebben. Ik schrijf niets voor. Ik zeg niet dit en dat móet de minister doen. Ik ga niet op de stoel van een politicus zitten. En uiteindelijk is het aan de democratie, aan de kiezer, om te bepalen wat er gaat gebeuren. Daarin bepalen we samen wat er zou moeten gebeuren.’

Maakt u zich zorgen over de toekomst of heeft u vertrouwen?

‘Het is nog mogelijk om onder die 1,5 graad te blijven, maar dan moeten we wel nu snel actie ondernemen. Er gebeurt al van alles aan duurzame initiatieven, alleen is het nog niet genoeg. En de zorgen worden breed gedeeld in de samenleving, er is draagvlak. Elk beleid zal immers tegenstanders kennen. Volgens mij is het nu vooral de bedoeling dat de overheid regie gaat voeren, en beleid opstelt zodat alle partijen in staat zijn en gemotiveerd om meer duurzame keuzes te gaan maken. En niet bang te zijn dat er geen draagvlak is.’

Beeld: Reyer Boxem