De taxichauffeur zet me af voor de massiefgrijze poort van wat officieel heet: Penitentiaire inrichting Haaglanden locatie Scheveningen. Een zware deur zwaait open. Een zware deur verder maakt een bewaker met tatoeages duidelijk: telefoon in de kluis en het opnameapparaatje mag ook niet mee. Geen formulier over ontvangen, maar de portier is onverbiddelijk, om grapjes kan hij niet lachen. Weer twee beveiligde deuren verder zit ik in een wachtruimte vol tikkende kluisjes met rechts tralies voor de ramen en links een schemerige gang vol cellen. Hier zit niemand opgesloten, de vleugel is verouderd, alleen de afdeling werving en selectie huist er.
Fredeleen Galjart is er een van de psychologen die gevangenispersoneel selecteert. De vleugel heeft historische waarde, want hier bevindt zich het beruchte Oranjehotel. Daarin werden tijdens de Tweede Wereldoorlog verzetsstrijders vastgezet. Via een klein poortje, dat Galjart vanuit haar werkkamer kan zien, werden ze naar de Waalsdorpervlakte geleid om te worden geëxecuteerd.
Hoe is het om in zo’n gevangenis te werken? Het went, aldus Galjart. Je moet je aan- en afmelden. Je weet dat je soms even moet wachten omdat er net een belangrijke gevangene wordt binnengelaten, en ‘dat transport moet eerst worden afgehandeld’.
Om zes uur ‘s avonds gaan de lichten uit en de deuren dicht. Het is wel eens voorgekomen dat ze werd opgesloten. Daar zit je dan in een donkere, potdichte gevangenis. Maar dan zijn er in de andere vleugel die nog wel als gevangenis dienst doet, altijd bewaarders met sleutels aanwezig. Moet je alleen wel een telefoon hebben.
De belangrijkste beperking is nog wel: ze mag geen spullen laten slingeren. Vooral haar pasje, sleutels en haar telefoon (die ze inmiddels mag hebben) moet ze voortdurend bij zich houden. Dat ze op haar eerste werkdag haar sleutels in de kantine liet liggen, is Galjart nooit vergeten. Het kwam haar op een stevige uitbrander te staan.
Of de omgeving verder invloed heeft op haar stemming? ‘Ik ben een optimistisch mens, dat is zo gebleven.’ Soms gaat het alarm af en snellen er van alle kanten bewaarders toe. Laconiek: ‘Je raakt eraan gewend.’ Misschien dat Galjart zich qua kleding heeft aangepast. ‘Vroeger droeg ik veel bloemetjes en vrolijke kleuren. Dat past niet hier, in die zin merk je het wel.’