Lees verder
R. Abma en G. Breeuwsma

Op 1 maart jongstleden overleed Wil Zeegers, hoofdredacteur van dit tijdschrift, een week na zijn zestigste verjaardag. Hij was al enige tijd ernstig ziek, maar dat het einde zo snel zou komen had niemand verwacht, hijzelf ook niet. Wil was een warm en hartelijk mens, waardoor zakelijke contacten gemakkelijk een prettig collegiale en zelfs vriendschappelijke kleur konden krijgen. Ook in objectieve zin is zijn overlijden een gebeurtenis om bij stil te staan.

Vanaf zijn aantreden als hoofdredacteur, op 1 april 1993, ontwikkelde Wil Zeegers, in samenspraak met de redactie, een visie op de inhoud en functie van dit tijdschrift, als ‘meest zichtbare vorm van dienstverlening van het nip’ (Beleidsplan De Psycholoog, november 1994). Bijna negentien jaar lang dus drukte hij een stempel op inhoud en vorm van De Psycholoog. Wij vinden het daarom passend om zijn visie en loopbaan kort te belichten.
Wil Zeegers ging in 1970 psychologie studeren aan de Universiteit van Amsterdam (UvA), en specialiseerde zich in de sociale psychologie of, zoals het aan de UvA heette: gedragsleer. De hoogleraar Hubert Duijker, die deze term gemunt had, werd zijn grote voorbeeld. Duijker maakte zich grote zorgen over de versnippering in de psychologie, in het bijzonder de wildgroei van praktijkpsychologische specialismen. In ‘Nomenclatuur en systematiek der psychologie’ stelde hij: ‘Er is één psychologie of er is er geen’ (Duijker, 1959). Er mag wel een werkverdeling zijn binnen de psychologie, maar deze dient uit één wetenschappelijk grondbeginsel en op systematische wijze te worden opgezet. Specialisatie is eigen aan de ontwikkeling van de wetenschap, maar die ontwikkeling loopt spaak als er geen contragewicht is in de vorm van integratie van kennis en een streven naar samenhang tussen subdisciplines in terminologie en theorievorming.
Het nip en De Psycholoog zouden in de visie van Wil Zeegers zo’n contragewicht moeten vormen. In haar zoektocht naar auteurs en artikelen kreeg de redactie steeds vaker te maken met de toenemende specialisatie in de psychologenwereld. Zonder een doelgericht redactioneel beleid zou een artikel alleen leesbaar en interessant zijn voor lezers met dezelfde specialisatie als de betreffende auteur. Om dit te voorkomen werd en wordt bij de beoordeling van ingezonden kopij nadrukkelijk gelet op toegankelijkheid en relevantie voor het gevarieerde lezersgezelschap. In die zin heeft de redactie ook een didactische taak. Die taak is in de loop der jaren, met het verschralen van het aanbod aan Nederlandstalige psychologietijdschriften, alleen maar belangrijker geworden.

Andere tijden, andere mensen
Meer dan Duijker had Wil Zeegers oog voor de maatschappelijke, praktische en ook historische kant van de psychologie. Deze belangstelling werd krachtig gevoed toen hij van 1983 tot 1986 werkte bij de vakgroep Theoretische Psychologie aan de Rijksuniversiteit Leiden. Hij deed er onderzoek naar culturele veranderingen in Nederland, aan de hand van contactadvertenties in Nederlandse dagbladen. Het leverde hem in 1985 zijn eerste publicatie in De Psycholoog op: ‘Hallo, hier ben ik dan. De representatie van identiteit in contactadvertenties 1947-1981.’
De Leidse periode vormde ook de basis voor zijn proefschrift Andere tijden, andere mensen. De sociale representatie van identiteit (1988), dat hij deels buiten dienstverband schreef. Dit proefschrift van bijna 400 pagina’s vormde de neerslag van een onderzoek naar de vraag hoe mensen hun identiteit ervaren en deze presenteren aan anderen. Dat laatste is eigenlijk waar het om draait bij identiteit. Identiteit lijkt iets van jezelf, maar is vooral voor anderen. Het is een soort uithangbord dat de aandacht moet trekken van gelijkgestemden. Contactadvertenties zijn zo’n uithangbord: in het bestek van een beperkt aantal woorden, die ook nog geld kosten, moet je beschrijven wie je bent, in de hoop dat die advertentie de opmaat vormt voor een duurzaam contact.
Aanvankelijk domineren daarin zaken als bezit, sociale klasse en levensbeschouwelijke achtergrond, maar langzaam nemen immateriële zaken (geluk, begrip, creativiteit) de overhand. Rond 1980 zijn ze veranderd in kleine psychologische portretjes, met veel aandacht voor gevoel en geborgenheid, maar ook voor het behoud van individuele vrijheid in de beoogde relatie. Twee jaar later werd het proefschrift gevolgd door het meer populairwetenschappelijke Langs deze mij onsympathieke weg. Contactadvertenties in Nederland van 1945 tot 1990, en in 1998 kwam Wil Zeegers nogmaals terug op het onderwerp in Op zoek naar een kanjer, waarin ook de jaren negentig werden meegenomen.

Psychologie en maatschappij
Uit de inhoud van het proefschrift bleek dat in de loop van de geschiedenis niet alleen mensen veranderen, maar ook psychologen. Het even doorwrochte als leesbare boek – niet ieder proefschrift is ook een boek – getuigde van een interdisciplinaire belangstelling en competentie: Wil Zeegers putte even gemakkelijk uit de menswetenschappen als uit de maatschappijwetenschappen. In feite biedt Andere tijden, andere mensen ook een maatschappelijke geschiedenis van de psychologie, een analyse van de psychologisering van de samenleving. Met de verbreiding van de psychologie slagen steeds meer mensen erin zichzelf te beschrijven in de terminologie van de psycholoog. Wil de psychologie voor het grote publiek relevant blijven, dan is integratie van kennis wezenlijk. Of zoals Wil Zeegers het als stelling bij zijn proefschrift formuleerde: ‘De menswetenschappen zouden erbij zijn gebaat als hun beoefenaars meer tijd zouden besteden aan het leren kennen van elkaars kennisvelden en productiewijzen dan aan het afbakenen van de onderlinge gebieden.’
Zijn liefde voor het geschreven woord bracht hem medio 1987 in het vaarwater van het uit de studentenbeweging voortgekomen tijdschrift Psychologie & Maatschappij. Dat bevatte, behalve maatschappij- en psychologiekritische artikelen, ook steeds vaker theoretischpsychologische artikelen van hoog niveau. De toetreding van Wil Zeegers tot de redactie versterkte die tendens. Tegelijkertijd vormde het tijdschrift de basis voor de ontwikkeling van zijn redactionele vaardigheden – als eindredacteur, maar ook als denker over de koers en positie van wetenschappelijke tijdschriften in de psychologie.
Het redactiewerk bij Psychologie & Maatschappij was onbetaald. Geld moest elders verdiend worden, bijvoorbeeld met de Nederlandse vertaling en bewerking van de Penguin Dictionary of Psychology (samen met Adri van der Wurff), een boek dat, volgens de achterflap ‘een zo breed mogelijk publiek’ van ‘leken en specialisten’ hoopte te bereiken. Dergelijke bewerkingsarbeid is eerder een kwestie van precisie, monnikengeduld en bescheidenheid – zeer kenmerkend voor Wil Zeegers – dan van prestige. Maar dat neemt niet weg dat het boek, onder andere door de goedkope studenteneditie, van groot nut is geweest voor generaties psychologen en studenten psychologie. In 1990 trad hij als onderzoeker in dienst van het Nederlands Instituut voor Sociaal Sexuologisch Onderzoek (nisso) voor het project Heilzame seksualiteit, hetgeen artikelen opleverde met mooie titels als ‘De wachtkamer van de liefde’ en ‘De zonnige zijde van seks’.

Eenheid en geheugen van de psychologie
Toen hij begon als hoofdredacteur van De Psycholoog, in 1993, waren voor Wil Zeegers twee credo’s leidend. Het eerste was dat de redactie een onafhankelijke status heeft en belangeloos opereert ten opzichte van welke specifieke partij dan ook. Er is maar één belang en dat is het maken van een kwalitatief hoogwaardig en toegankelijk tijdschrift voor alle nip-leden. Het tweede credo was het bewaken van het evenwicht en de samenhang tussen de verschillende deelgebieden van de psychologie. Als aanvoerder van een redactie vol eigenzinnige mensen, met ieder hun eigen specialismen en stokpaardjes, fungeerde Wil Zeegers als de Duijkeriaanse schatbewaarder van de eenheid in de psychologie. Redactieleden werden geselecteerd op hun brede kijk op de psychologie of werd geleerd zich die snel eigen te maken.
Zoals Wil Zeegers stond voor de eenheid van de psychologie, zo waakte hij ook over haar geschiedenis. Van vele kanten is gewezen op het geheugenverlies van de psychologie, de enorme en in veel opzichten ook schadelijke versnippering van het vak, maar hij bood daar met zijn kennis en benadering van het vak tegenwicht aan. Dat merkten we ook op ‘microniveau’, binnen de redactie, waar hij bij ieder ingebracht manuscript feilloos wist te melden of er in De Psycholoog eerder over was gepubliceerd, in welk nummer en door wie, en of het nieuwe manuscript ook werkelijk iets nieuws te melden had. Hij was in veel opzichten ook onze archivaris. Niet alleen het geheugen van de redactie maar ook dat van de Nederlandse psychologie onderging met het overlijden van Wil Zeegers een flinke aderlating.
Zijn laatste mailtje aan de Sectie Wetenschappelijk Onderzoek in de Psychologie (swop) van het nip kan gezien worden als zijn intellectueel testament. Hij schreef op 6 februari jl.:

‘Het nip (…) bestaat naast de studentleden bijna geheel en al uit praktiserende psychologen. Naast aandacht voor vakinhoudelijke zaken (…) wordt de energie van beroepsbeoefenaars tegenwoordig voor een steeds groter deel opgeëist door meedeinen met en zich staande houden in het maatschappelijke, economische en politieke krachtenveld. Bij steeds meer sectoren en secties zien we “positionering in de markt” – zoals dat tegenwoordig heet – uitgroeien tot een van de hoofdzaken van hun bemoeienis. Er is op zich niks mis met het op een rijtje zetten van je bijzondere kennis en vaardigheden, maar het kan ongemerkt en als vanzelf leiden tot een versplintering van gezamenlijke belangen en een vergroting van onderlinge verschillen. We moeten ervoor waken dat het maatschappelijke krachtenveld van de “vrije markt” uiteindelijk niet de regie gaat overnemen bij de invulling en beoefening van ons vak. We hebben dan misschien een “positie” verworven, maar we spreken niet meer onze eigen taal, maar die van de economen.
Daarom is het goed dat er binnen het geheel van psychologische deelbelangen, zoals vertegenwoordigd in diverse sectoren en secties, één sectie is die hier los van staat en die aandacht vraagt voor het belang van een van de gemeenschappelijke grondvesten van ons vak: het wetenschappelijk onderzoek naar de fundamenten, mechanismen en regelmatigheden in het menselijk gedrag. Binnen onze vereniging moet “iemand” dit belang behartigen. En op dit moment is de swop die onontbeerlijke “iemand”.’

Het is te hopen dat anderen deze regierol van Wil Zeegers zullen overnemen. Hijzelf is, als mens, psycholoog en redacteur, onvervangbaar. We zullen hem blijven missen.

Dr. R. Abma is universitair docent bij de Faculteit Sociale Wetenschappen van de Universiteit Utrecht. Dr. G. Breeuwsma is als ontwikkelingspsycholoog verbonden aan de Rijskuniversiteit Groningen. Beiden zijn tevens redacteur van De Psycholoog.

Literatuur

  • Duijker, H.C.J. (1959). Nomenclatuur en systematiek der psychologie. Nederlands Tijdschrift voor de Psychologie en haar grensgebieden, 14, 172-204.
  • Reber, A.S. (1989). Woordenboek van de psychologie. Termen, theorieën en verschijnselen. Amsterdam: Bert Bakker (Nederlandse bewerking/vertaling: Adri van der Wurff en Wil Zeegers).
  • Zeegers, Wil (1985). Hallo, hier ben ik dan. De representatie van identiteit in contactadvertenties 1947-1981. De Psycholoog, 20, 447-456.
  • Zeegers, Wil (1988). Andere tijden, andere mensen. De sociale representatie van identiteit. Amsterdam: Bert Bakker.
  • Zeegers, Wil (1990). Langs deze mij onsympathieke weg. Contactadvertenties in Nederland van 1945 tot 1990. Amsterdam: Bert Bakker.
  • Zeegers, Wil (1992a). De wachtkamer van de liefde. Onze Taal, 61, 244-245.
  • Zeegers, Wil (1992b). De zonnige zijde van seks. Een verkennend onderzoek. Maandblad Geestelijke volksgezondheid, 47, 1315-1328.
  • Zeegers, Wil (1998). Op zoek naar een kanjer. Contactadvertenties in Nederland. Amsterdam: Bert Bakker.