Ergens in het najaar van 1993 trad ik toe tot de redactie van De Psycholoog (dP). Mijn eerste vergadering herinner ik me goed. Die bleek namelijk op de derde verdieping van een non-descript kantoorpand te zijn, ergens in een Amsterdamse buitenwijk. Op weg er naar toe, terwijl een namiddagse regen kletterde tegen de ramen van een overvolle tram 17, begon ik me af te vragen of dit wel de bedoeling was. Wat had ik te zoeken in dit verweesde oord?
Deprimerende mijmeringen over waarom het Nederlands Instituut van Psychologen (NIP) uitgerekend hier haar hoofdkwartier had gevestigd, verdwenen snel naar de achtergrond. Want de redactievergadering zelf bleek meer dan gezellig. Het was zoals je het je voorstelde bij een linkse Franse krant (althans in de vroege jaren negentig van de vorige eeuw): er werd onophoudelijk gerookt, men dronk bier, praatte door elkaar en rond half zeven verschenen kleffe broodjes met eiersalade of doorschijnende ham op tafel.
Die eerste indruk van artistieke