Paulien Bakker, psycholoog en journalist:
‘Na mijn studie theoretische psychologie en journalistiek ben ik als journalist gaan werken. De laatste jaren schrijf ik veel over trauma’s en schrijf ik literaire non-fictie zoals Een romantisch volk, een boek dat in 2010 bij uitgeverij Atlas is verschenen. Ik reis veel en ben onder andere vaak in Irak en schrijf daar over terrorisme. Hier in Nederland vonden ze dat eng. De terrorist is immers onze nieuwe vijand. Daar word ik nieuwsgierig van, ik wilde die bloeddorstige types wel eens zien. Daarom ben ik een paar nachten meegegaan met een Koerdische terroristenjager. Maar die zogenaamde vijand zag er dus niet zo heel gevaarlijk uit, hij pakte vooral arme mannen op slippers op. Ik heb bij verhoren gezeten en had op een gegeven moment oogcontact met een van hen, een heel leuke jonge jongen. Ik dacht: ben jij nou die grote vijand voor wie we in het Westen zo bang zijn? Het beeld klopte niet en ik werd steeds nieuwsgieriger naar wie die vijand dan was.
Ik heb soennitische burgermilities bezocht – burgers die actief bij het verzet zitten. We gingen naar een controlepost, een lemen hutje in de woestijn aan een zandweg. Er was geen elektriciteit, het was er bloedheet. Daar zaten de mannen 24 uur van de dag, één dag op, één dag af. Ik hoorde er schrijnende verhalen. Een jongen vertelde over zijn vermoorde vader, ze hadden alleen zijn hoofd teruggevonden.
Veilig
Ik wilde met mijn fotograaf een nacht op de controlepost doorbrengen. Mijn tolk wilde niet blijven, maar een broer van een van die jongens sprak Engels en wilde wel komen. Mohammed heette hij, een graatmagere jongen in djellaba, die had gestudeerd aan de universiteit van Tigrit, de geboorteplaats van Saddam. Hij werkte voor een Mullah die bij de salafi sten hoorde, een fundamentalistische stroming binnen de islam. Maar hij sprak heel goed Engels. Het klikte. Ik heb daar geslapen en voelde me veilig. De mannen zeiden: we beschermen je met ons leven. Bezoekers waren nieuwsgierig naar de twee westerlingen en kwamen kijken. De kapitein van de controlepost vertrouwde niet alle bezoekers en verzon zonder het ons te vertellen een list. Hij zei tegen hen dat we niet met zijn tweeën waren, maar dat de rest van onze groep achter de heuvels zat. Dit om eventuele aanvallers niet het idee te geven dat we hier zo maar onbewaakt waren. Ze stonden helemaal aan onze kant, ze zouden ons beschermen met hun leven, dus vroeg ik me af: is dat nu de onbetrouwbare vijand?
Gisteravond sprak ik Mohammed via Skype. Hij is inmiddels getrouwd, heeft bolle wangen gekregen en geeft Engelse les op een school in zijn geboortedorp. Hij zegt: ‘Als hier mensen een beetje Engels leren spreken, dan worden ze nieuwsgierig naar de ander, in plaats van dat ze hem als vijand zien. Dan willen ze hem ontmoeten. Daarom is het zinvol voor mij.’
Al Qaida komt terug in het dorp, er zijn meer aanslagen, maar we houden een lijntje open. Gisteren liet hij zijn huis zien en ik liet mijn huis zien. Onze vaders zijn overleden, we lieten elkaar een foto van onze vaders zien. Dan zie je hoe dichtbij je bent.
Ontmenselijken
Vanuit de psychologie weten we dat als je van iemand een vijand maakt, je hem moet ontmenselijken. Wat ik meemaakte, is het tegenovergestelde. Ik heb er twee dingen van geleerd. Als eerste dat we makkelijk plaatjes op elkaar plakken, maar dat je die plaatjes eerst maar eens moet onderzoeken voor je erin gelooft. Als je iemand kent, bij hem thuis gegeten hebt en met zijn zussen bij de gaskachel hebt gezeten, dan wil je hem niet meer zomaar doodschieten.
Daarnaast leerde ik dat je soms gewoon moet vertrouwen en de sprong moet wagen. Dat moet je met verstand doen, je moet er niet in je korte rokje naartoe gaan. Maar als je de juiste mensen vindt, dan moet je soms eerst vertrouwen en dan zien, en niet andersom. Dan blijkt dat het vertrouwen terecht is en dan heb je de meest bijzondere ontmoetingen.’