De eerste herinneringen die Colette Cramer aan haar dochter ophaalt, gaan terug naar haar kindertijd. Angélique Cramer is inmiddels universitair hoofddocent Modellen en Methoden voor Klinische Psychologie aan Tilburg University en dit jaar is ze onze columnist. Als vijfjarig meisje stond ze achter haar vader die de krant zat te lezen. Ze begon te spellen: T e k o o p a a n g e b o d e n… Haar ouders waren met stomheid geslagen. Dat Angélique kon lezen wist niemand, ook op school was het niet bekend. Haar moeder kocht meteen het boekje Pim en de vis (van auteur Maaijke Jansma) voor haar, Angélique had het binnen tien minuten uit. En zo werd besloten dat ze een klas kon overslaan en direct naar groep 3 mocht.
Cramer herinnert zich het voorval en zegt: ‘Het past bij mij. Ik houd zulke dingen voor me tot ik het een beetje kan en dan komt het er ineens helemaal uit. Nieuwe ideeën denk ik bij voorkeur eerst helemaal door en dan deel ik ze pas met anderen.’
Einstein
Al vroeg was duidelijk dat ze een slim meisje was, ze werd als kind door sommige juffen en meesters extra uitgedaagd. Op haar negende kreeg ze van een meester een Teleac-cursus over Einstein. Die las ze en ze vond het fascinerend.
Moeder Cramer vertelt dat Angelique op haar negende ‘leesmoeder’ werd. Ze zegt: ‘Dat vindt ze zelf niet goed, het is te jong. Want daar heeft ze natuurlijk ook een mening over.’
Cramer moet erg om de uitspraak lachen. Maar het klopt wel dat ze over veel dingen een mening heeft. Ook hierover. ‘Ik was er destijds trots op dat ik leesmoeder werd, maar later realiseerde ik me dat zoiets een kind erg apart zet. Voor het sluiten van vriendschappen is het niet altijd even bevorderlijk. Zelf zou ik er als ouder terughoudend mee zijn, dat zal ik tegen mijn moeder gezegd hebben. Maar ik had er toen veel lol in.’
De relatie met haar ouders was altijd hecht. ‘We noemden onszelf “de drie musketiers”,’ vertelt Cramer. Maar haar ouders verschillen sterk van elkaar. Vader was een aanwezige, krachtige, selfmade man. Cramer was een vaderskind en wilde van jongs af aan net als haar vader accountant worden. Ze was van plan zijn zaak over te nemen en ging daarom economie studeren. Al snel merkte ze dat ze de studie ‘echt verschrikkelijk’ vond. ‘Ik hield het toch drie jaar vol,’ vertelt ze. ‘Ik heb er lang over gedaan om aan mezelf toe te geven dat het niets voor mij was en daarna duurde het nog een tijd voor ik het mijn ouders vertelde.’
Toen ze de knoop eenmaal had doorgehakt, stopte ze gelijk met de studie, hoewel haar bul binnen handbereik was. Ze gaf zichzelf de zomer de tijd om te bedenken wat ze dan wilde. Ze overwoog politicus, journalist en rechercheur. Dat laatste viel af toen ze begreep dat ze dan eerst als politieagent de straat op moest. Uiteindelijk koos ze voor de studie psychologie, met het plan om forensische psychologie te gaan studeren en daarna onderzoeker te worden.
En nu?
Na haar afstuderen zou ze een promotieplek krijgen, maar dat ging op het laatst niet door. Even was er paniek, want nu had ze niets. Maar een hoogleraar Mathematische Psychologie bij wie ze student-assistent was geweest, Eric-Jan Wagenmakers, tipte haar om met Denny Borsboom te gaan praten. Borsboom, nu hoogleraar van de programmagroep Psychologische Methoden van de Universiteit van Amsterdam (UvA) en twee jaar terug columnist van De Psycholoog, had net een Vidi-beurs op het gebied van de toepassing van de netwerktheorie op psychopathologie gekregen. Deze theorie stelt dat mentale stoornissen niet te herleiden zijn tot een enkele oorzaak, maar dat ze te begrijpen zijn op het niveau van netwerken van symptomen. Borsboom zocht iemand voor dit methodologische onderwerp en Cramer had laten zien dat haar talent en affiniteit op dat gebied lag.
De eerste kennismaking met Borsboom herinnert Cramer zich nog levendig. Wagenmakers had haar bijna bij Borsboom de kamer in geduwd. ‘We hebben een gesprek gevoerd en ik heb die keer al uitgebreid op zijn bord staan tekenen. Daarna heb ik de gebruikelijke sollicitatieprocedure gevolgd.’
Borsboom vertelde eerder dat Wagenmakers, met wie hij bevriend is, hem tipte. ‘Ik heb nu een student … als je haar niet als aio aanneemt, ben je gek.’
Dit was precies de goede plek voor Cramer, want het ging over methodologie die niet te abstract is. ‘De getallen moeten voor mij iets betekenen,’ zegt ze. ‘De netwerkmethode heeft te maken met begrijpelijke, menselijke vragen. De theorie is buitengewoon relevant voor de klinische praktijk.’
Over het eerste wetenschappelijk artikel dat ze als aio schreef, vertelt Cramer: ‘In dat artikel stelde ik voor om comorbiditeit te verklaren met behulp van netwerken.’ Maar er wordt veel geschreven en het meeste wordt niet opgemerkt, daarom ging ze er ‘met de sloophamer in’. Cramer: ‘Als je wilt dat mensen luisteren, moet je een grote keel opzetten. In het artikel zijn we heel kritisch over andere benaderingen en we hebben de netwerkbenadering als goed alternatief geponeerd.’
Borsboom over dat bewuste paper: ‘Het was het eerste paper dat ze schreef. Toen het bijna af was, zei Angélique: “We moeten het wel ergens heen sturen.” En ze stelde Behavioral & Brain Sciences (BBS) voor. Ik schrok, want dat was erg ambitieus, het is zo’n beetje het belangrijkste tijdschrift in het vakgebied.’ Na overleg met een collega overtuigde hij haar dat het beter was van niet. Ze reviewen erg hard bij dat tijdschrift, legde hij haar uit. Dat zou niet goed zijn voor de moraal van een beginnende promovenda. Cramer liet zich overtuigen, maar de volgende dag kwam ze erop terug. Ze wilde het toch naar BBS sturen. Uiteindelijk liet Borsboom haar begaan. Tot ieders verrassing waren de vijf reviewers unaniem enthousiast en stelden zij alleen kleinere wijzigingen voor. Borsboom: ‘Niemand wees het af! Dat is heel bijzonder. Het was een van de mildste reviewprocessen die ik ooit heb meegemaakt!’
Daarmee behaalde ze een groot succes vroeg in haar carrière. Cramer: ‘Dat is natuurlijk fantastisch, maar ik werd er ook zenuwachtig van. Want de verwachtingen waren vanaf dat moment hooggespannen.’
De hamer van Cramer
Cramer hield zich in het artikel bepaald niet op de vlakte, maar dat is haar gewoonte; op papier is ze scherp. Borsboom verwijst ernaar met ‘de hamer van Cramer.’ ‘Ik wist dat die zou komen!’ lacht Cramer. Ze legt vervolgens uit waarom het van belang is stelling te nemen. ‘Soms moet je even je punt maken zodat mensen luisteren.’ Ook in mails kan ze uithalen. Faceto- face is ze een stuk milder. ‘Van nature ben ik een vriendelijk persoon.’
Dat uitgesprokene heeft ze van haar vader. ‘Aan tafel werd vroeger alles besproken,’ vertelt Cramer over haar jeugd. ‘We discussieerden over politiek en economie. Mijn vader behandelde me niet als kind, maar als gelijkwaardige gesprekpartner. Hij wist van alle onderwerpen iets af en daarom was het leuk om met hem te praten. Ook met persoonlijke dingen kon ik goed bij hem terecht.’ Haar vader overleed tien jaar geleden. ‘Ik voel nog steeds het gat.’
De schets die Cramer van haar vader geeft, is het spiegelbeeld van wat vriendin en gz-psycholoog Eveline de Kam over Cramer vertelt. ‘Je kunt goed met haar praten, er komen interessante onderwerpen op tafel, het is nooit oppervlakkig. En ook als ik ergens mee zit, kan ik bij Angélique terecht. Ze oordeelt niet, maar analyseert. Ze stelt vragen en luistert goed. Als ik iets met haar besproken heb, weet ik vaak wat ik moet doen, zonder dat zij het gezegd heeft.’
Cramer lijkt ook op haar moeder. Het zorgzame en moederlijke heeft ze van haar. Haar moeder is begaan met mensen en heeft een groot inlevingsvermogen, iets waarin Cramer zich eveneens herkent. Maar vooral het perfectionisme dat haar moeder ook heeft, wordt door verschillende mensen genoemd als ze over Cramer spreken. ‘De kleinste dingen moeten perfect zijn,’ zegt Borsboom. ‘Zelfs de paginanummers op de sheets wil ze in het juiste lettertype hebben.’
Dat klopt, geeft Cramer lachend toe. ‘Ik ben nog steeds perfectionistisch. Maar ik maak tegenwoordig wel bewuste keuzes op de gebieden waarin ik perfectionistisch ben.’ Dus het lettertype van de paginanummers kan ze loslaten? ‘Jaa, ik denk het wel… Hoewel voor een keynote…’ Goed, ook die sheets moeten perfect zijn. Cramer: ‘Ik ben perfectionistisch op de gebieden die ik belangrijk vind. Ik probeer het voor me te laten werken en me er niet door te laten hinderen.’
Want dat het haar kan hinderen, daar kwam ze een aantal jaar geleden achter. In 2014 ging het mis, ze maakt er geen geheim van – zie ook haar eerste column in dit nummer. ‘Ik was net gepromoveerd, we gingen voor de tweede keer in korte tijd verhuizen, ik was zwanger van mijn tweede kind, ik was net universitair docent geworden met alles wat daarbij hoort en ik had net een belangrijke beursaanvraag geschreven. En dan stond ik na een lange werkdag bij de supermarkt met tranen in mijn ogen een kilo tomaten af te wegen, omdat ik mijn dochtertje per se niet uit potjes wilde laten eten.’
Vlak voor kerst voelde ze zich beroerd, ze had ook hartkloppingen, haar huisarts was op vakantie, de vervanger wilde dat ze naar de eerste hulp ging. Ze onderzochten haar uitgebreid, maar vonden niets verontrustends.
‘Later belde mijn eigen huisarts me terug en zei niet veel meer als: “Zou het kunnen dat je overspannen bent?” Ik barstte in huilen uit. Vanaf dat moment kon ik helemaal niets meer. Ik heb me ziek gemeld. Dat voelde als falen, maar het kon niet anders. Als ik terugkijk, kan ik me amper voorstellen dat ik niet eerder de signalen zag: Oorsuizen, vaak hoofdpijn, slecht slapen en een kort lontje.’
Zich kwetsbaar opstellen en hulp vragen, durfde ze niet. Want in de wetenschap gaat het heel erg om de persoon en als je dan je zwakte laat zien, ben je al snel niet goed genoeg. Ze begon in te zien dat je dit niet van mensen kunt vragen. Ook wetenschappers zijn geen superhelden. Het was aanleiding ‘op de zeepkist te klimmen’. Cramer: ‘Wetenschap gaat teveel over individuen, mensen die succes boeken worden op een voetstuk gezet. Maar daar val je ook makkelijk weer af. Hulp vragen doe je niet. En uitleggen dat je even geen paper hebt geschreven, omdat je voor je zieke moeder hebt gezorgd, is niet gebruikelijk in de wetenschappelijke wereld. Ook niet in het bedrijfsleven trouwens.’
Dat moet veranderen, vindt Cramer. Voor haarzelf is er in ieder geval zeker iets veranderd. Ze is veel opener geworden over zichzelf, zegt ze. Het valt de mensen om haar heen op. Ze probeert niet alleen een power woman te zijn, maar ook het kwetsbare meisje te omarmen. Ze probeert haar grenzen te bewaken, hoewel Borsboom daar om moet lachen. ‘Ze werkt nog steeds kéihard.’
Ook tegenover anderen is er iets veranderd. Vriendinnen merken het. En bij haar eigen promovendi houdt ze de vinger aan de pols, vraagt ze of het goed gaat, let ze erop dat ze niet te hard werken. Maar ze beperkt zich niet tot haar eigen leven. Want ze wil bij voorkeur ook actief iets veranderen aan het systeem. ‘Ik zie teveel collega’s die langs het randje lopen. Ik heb veel van mijn burn-out geleerd. Op mijn cv staat wat ik gepubliceerd heb, welke subsidies en prijzen ik heb gewonnen, dat ik lid ben van De Jonge Akademie. Maar er staat niet op waarvoor ik bang ben, wat ik nog wil leren, en welke dingen ik heb geprobeerd maar niet zijn gelukt.’
Kwetsbaar durven zijn dus, dat is Cramer ook van plan om te doen in de columns die ze dit jaar zal gaan schrijven. ‘Ik zal over psychologie en wetenschap schrijven en dat vermengen met het persoonlijke waarbij ik vertellen over mijn eigen worstelingen niet zal schuwen.’
Beeld: Stijn Rademaker