Lees verder
Nicole Groot Nibbelink begint  met de vraag of ik ook hoogbegaafd ben. Nee. Maar waarom wil ze dat weten? Dan moet ze beter uitleggen wat er zich diep van binnen afspeelt, zegt ze, terwijl een hoogbegaafde haar beter zal begrijpen. Het tekent haar voorzichtigheid. Ze heeft lange tijd geen goede ervaringen met de buitenwereld opgedaan en na een jeugd van gepest worden en een leven vol aanpassingen probeert ze dicht bij zichzelf te blijven. Er vallen regelmatig lange stiltes in het gesprek. Of ik te ver doorvraag? ‘Nee, vraag vooral door,’ zegt ze. Dit is haar verhaal.
Geertje Kindermans

‘Ik kwam er pas op mijn 41ste achter dat ik hoogbegaafd ben. Ik ben product owner bij de Belastingdienst, ik werk samen met collega’s aan een nieuw fundament voor kennisbeheer en gegevensmodellering. Heel leuk werk met een hoog abstractieniveau. Maar intellectueel uitgedaagd worden is niet genoeg voor een hoogbegaafde. Ik heb wezenlijk contact nodig.

Als kind ben ik erg gepest. Ik begreep niet waar dat vandaan kwam, wel voelde ik me altijd ‘anders’. Best ingewikkeld om dat precies uit te leggen. Het komt erop neer dat ik niet werd omringd door mensen aan wie ik me kon spiegelen. Ik kon wel een goede connectie hebben met mensen, maar dat was zelden volledig, in de volle breedte. Hierdoor voelde ik me meestal buiten de groep staan.

Overbodige uitleg

Vroeger op school ging ik tijdens de vakken waar ik goed in was vaak even uitwaaien op de fiets. Zo’n les met voor mij overbodige uitleg bijwonen, maakte me doodmoe. Bij een iets moeilijkere les was ik er wel weer, maar dan had ik aan een half woord genoeg en wilde ondertussen iets anders doen, bijvoorbeeld het huiswerk maken waarvan ik dacht dat we het zouden krijgen. Maar dat mocht niet, de leraar heeft mijn werk weleens in de prullenbak gegooid.

Ik word letterlijk moe van oppervlakkigheid

Vanaf mijn zeventiende begon ik uit het dal te klimmen. Ik kon steeds meer mijn eigen keuzes maken. Elk jaar besefte ik: dit jaar was weer leuker dan het vorige.

Ik heb vier kinderen en met mijn oudste dochter liepen we al in groep 1 tegen uitdagingen aan. Het woord problemen wil ik liever vermijden, want hoogbegaafdheid is een vat van mogelijkheden. Ze was een leuk, gemiddeld meisje, maar het lukte haar niet de hele week naar school te gaan en thuis kreeg ze boze buien. Ik wilde weten wat er aan de hand was en ben alle labels nagegaan, van autisme, adhd en dyslexie tot hoogbegaafdheid. Ik ben gaan afstrepen. En hoewel ik het aanvankelijk niet geloofde, was hoogbegaafdheid het enige label dat ik uiteindelijk niet kon wegstrepen. Zo kwam ze bij een hoogbegaafdheidscoach terecht die mijn vermoeden bevestigde. Later is dat ook met een test bevestigd. Aangezien hoogbegaafdheid erfelijk kan zijn, ging ik ook over mezelf nadenken. Ik herkende me in veel kenmerken en concludeerde dat het ook voor mij geldt. Toen ik het vermoeden kreeg dat ik wel eens hoogbegaafd kon zijn, begon ik aan een ontdekkingstocht naar mezelf.

Aanpassen

Ik heb de neiging me erg aan mijn omgeving aan te passen, wat ik op zich goed vind, maar ik word er heel moe van. Daarom probeer ik inmiddels vooral omgevingen en situaties op te zoeken en mensen uit te kiezen die bij me passen. Geen luide evenementen waar je elkaar niet meer kunt verstaan of drukke verjaardagen vol oppervlakkig gebabbel. Ik wil ook niet naar trage of oppervlakkige lezingen of preken. Verveling vind ik niet het juiste woord, ik hou ervan me af en toe te vervelen. Maar in dit soort situaties mis ik diepgang en daar word ik letterlijk moe van.

Ik ben altijd op zoek geweest naar echt contact. Het was alsof iets in mij riep: zie mij, zie mij! Als kind had ik al een enorme bewijsdrang, wilde ik de talenten laten zien die ik ergens voelde borrelen, maar die niet werden aangesproken. Ook later toen ik aan het werk was, was ik op zoek naar complimenten en was er een voortdurende onrust in mij.

Ik heb geen iq-test gedaan om te bevestigen dat ik hoogbegaafd ben. Ik ben er eerlijk gezegd een beetje bang voor. Stel dat ik de test niet goed maak, wat heel goed mogelijk is, want ik heb faalangst. Dit geldt voor veel hoogbegaafden die nooit zijn uitgedaagd en niet gewend zijn om fouten te maken. Ik zou het toch vervelend vinden dat de hoogbegaafdheid niet wordt aangetoond, terwijl ik weet dat het wel zo is. Zo’n test levert me niet veel op, ik ben hooguit benieuwd hoe hoog ik scoor. Ik heb wel een analyse gedaan naar wat die borrelende talenten waren. Daar heb ik vooral in mijn werk veel aan gehad. Het heeft mij goed geholpen om me bewust te zijn van mijn ontwikkelpotentieel en dat aan te spreken.

Van sprookjes hield ik niet, maar Het lelijke jonge eendje vond ik mooi. Dat eendje was een mislukt exemplaar tussen de andere jonge eendjes, hij was groot en lelijk en werd overal verstoten. Op een dag ziet hij zwanen zwemmen in een meertje en vindt dat prachtige dieren. Later zal hij zelf tot een zwaan uitgroeien. Ik herken me erin.

Ik had het nodig te weten dat ik hoogbegaafd ben. Toen was ik pas in staat te ontdekken wie ik ben. Zonder dat mist een belangrijke sleutel. Ik heb eindelijk een verklaring voor waarom ik me ‘anders’ voel. ’Hoe is het om hoogbegaafd te zijn? Hoe kwam je erachter? Ben je getest en hoe was dat? Of waarom niet? Wat is er veranderd sinds je ervan uitgaat dat je hoogbegaafd bent? We deden een oproep waar een aantal mensen op reageerden. We portretteren vier van hen.

Beeld: Robbert Brink