Lees verder
Wat gebeurt er op psychologisch gebied met iemand die niet genoeg geld heeft om rond te komen? Naar die vraag is de afgelopen jaren onderzoek gedaan. De Psycholoog spreekt met onderzoekers Arnoud Plantinga en Leon Hilbert onder meer over schaamte en de invloed op het IQ. ‘Wat is direcht het gevolg van armoede en wat van zaken die met armoede samenhangen?’
Geertje Kindermans

Het is een hardnekkig idee: arme mensen hebben de armoede aan zichzelf te danken. Als ze de handen uit de mouwen zouden steken, zouden ze er een stuk beter voorstaan. Psycholoog Eldar Shafir en gedragseconoom Sendhil Mullainathan kwamen in 2013 met een krachtig tegenargument. Zij stelden dat armoede tot een lager IQ leidt. Wie in armoede leeft, is voortdurend bezig met het maken van moeilijke keuzes rondom geld, waardoor er minder mentale capaciteit overblijft voor andere cognitieve taken. En dat zie je terug in een IQ-test, zo stellen de onderzoekers. Het ligt dus niet aan de persoon, maar het is de situatie waarin mensen verzeild raken – arm zijn – waardoor ze nog dieper in de moeilijkheden raken. Het was de start van ander onderzoek naar de psychologische effecten van armoede.

Psycholoog Arnoud Plantinga promoveerde aan de Universiteit van Tilburg op het onderwerp schaamte en armoede. Tegenwoordig is hij verbonden aan de Autoriteit Financiële Markten (AFM). Dat veel arme mensen zich schamen, was een ontdekking van politicoloog Robert Walker. Die voerde kwalitatief onderzoek uit onder armen in zeven verschillende landen en concludeert dat schaamte tot de kern van armoede behoort of je nu in een arm land als Indiawoont of een rijk land als Zweden. Walker schreef er een boek over: The Shame of Poverty. Daar ging Plantinga mee verder.

Veel arme mensen schamen zich, of ze nu in het arme India wonen of in het rijke Zweden

Over schaamte is in de psychologie al het een en ander bekend, over de combinatie met armoede niet. Plantinga vroeg zich af: schaamt iedereen die in armoede leeft zich evenveel of zijn er verschillen? Wat gebeurt er bij schaamte? Zou het bijvoorbeeld de vicieuze cirkel kunnen verklaren waar arme mensen in terechtkomen?

Voor alles wilde hij weten hoe vaak financiële schaamte voorkomt. Hij deed vragenlijstonderzoek onder Nederlanders tussen de 18 en 65 jaar en concludeert dat een op de zeven mensen financiële schaamte ervaart. ‘Dat betekent dat zes op de zeven mensen daar geen last van heeft en dat is mooi,’ stelt Plantinga. ‘Maar veertien procent schaamt zich wel en dat is best veel voor een van de rijkste landen van de wereld met een sterk sociaal vangnet.’

Financiële schaamte komt vaker voor bij mensen die het financieel moeilijk hebben, stelt hij. Maar niet altijd… Ook rijke mensen kunnen zich schamen voor hun financiële situatie. Of ze zich schamen omdat ze vinden dat het niet genoeg is, of over hun rijkdom, dat weet Plantinga niet, dat heeft hij niet onderzocht.

Psychologisch arm

Wat verstaan we onder armoede? We kunnen kijken naar de objectieve situatie, leeft iemand onder het bestaansminimum? (De overheid hanteert bijvoorbeeld dit jaar als minimum voor een stel van 21 of ouder € 1635,60 bruto. Voor een alleenstaande van 21 jaar of ouder is het € 1203,43.) We kunnen ook van een psychologische maat uitgaan: voelt iemand zich arm? Opmerkelijk is dat de subjectieve ervaring correleert met de objectieve situatie, maar dat die met een correlatie van .5 niet heel sterk is. Er zijn veel mensen die officieel niet arm zijn, maar dat wel zo ervaren. En andersom mensen die officieel arm zijn, maar daar niet zoveel last van hebben.

Plantinga: ‘Het gevoel arm te zijn, hangt ook af van de omgeving waarin je woont, je geschiedenis en je persoonlijkheid. Er zijn mensen die het financieel moeilijk hebben, maar zich niet heel arm voelen of zich er in ieder geval niet voor schamen. En er zijn mensen die financieel goed rondkomen, maar zich toch schamen. Dat kan zijn omdat vrienden rijker zijn of omdat ze een inkomensterugval hebben gehad, of omdat hun strenge vader vindt dat ze het niet gemaakt hebben. We hebben daar geen gedetailleerde data over.’ Iemand met een hoger inkomen, die met hoge vaste lasten zit en veel schulden heeft, kan ook te weinig geld overhouden om van te leven en dan is hij feitelijk ook echt arm.

Schaamte, die vaak met armoede samengaat, is een relatieve emotie en heeft te maken met sociale vergelijking. Plantinga: ‘Zoals de Schotse filosoof Adam Smith (1723-1790) al schreef: ‘Als je geen leren schoenen en een linnen hemd hebt, schaam je je.’ Dat was in die tijd zo, tegenwoordig schaamt iemand zich wellicht als hij geen mobiele telefoon of televisie bezit.’

De schaamte beteugelen

De vervolgvraag waarmee Plantinga zich bezighield, was: als er sprake is van financiële schaamte, welk gedrag volgt daaruit? Daarvoor baseerde hij zich op ander onderzoek naar schaamte dat in Tilburg is gedaan (De Hooge, 2010).

De theorie over schaamte stelt: mensen hebben doorgaans een redelijk positief zelfbeeld. Schaamte is een signaal dat er iets mis is met dat zelfbeeld: je hebt iets doms of slechts gedaan. Er zijn twee manieren om het zelfbeeld te herstellen en zo schaamte te beteugelen. De eerste is herstel van het zelfbeeld (restore motivation). Dan probeer je het zelfbeeld te repareren door compensatiegedrag. Als dat niet lukt, kun je je zelfbeeld beschermen (dat wordt protect motivation genoemd).

Plantinga heeft deze theorie gebruikt om financiële schaamte te bestuderen. Compensatiegedrag bij financiële schaamte kan bijvoorbeeld leiden tot statusconsumptie. Dat wil zeggen: statusproducten kopen zoals merkkleding of dure schoenen, om aanjezelf en anderen te laten zien dat het zo slecht niet gaat. Op korte termijn zal dat helpen om gevoelens van schaamte te verminderen, maar op de lange termijn kan het juist negatief uitpakken; het geldgebrek wordt nijpender, de schulden hoger, waardoor de problemen alleen maar toenemen. ‘We wilden een causaal verband aantonen, legt Plantinga uit. ‘Schaamte leidt tot statusconsumptie. Maar het lukte ons niet om in een laboratorium op een ethische manier schaamte op te wekken. We lieten mensen terugdenken aan een financiële situatie waarvoor ze zich geschaamd hebben, maar dat had onvoldoende effect.’

Daarom voerde Plantinga een vragenlijstonderzoek uit onder Amerikanen (via het online survey platform Amazon Mechanical Turk). Hij keek onder andere naar het effect van inkomen op statusconsumptie. Hij concludeerde dat dat licht positief was: als mensen meer inkomen krijgen, geven ze meer geld uit aan statusconsumptie. Die uitslag is niet zo verrassend. Maar als ook schaamte in dat model meegenomen wordt, dan manifesteerden zich twee effecten . Eén direct effect: met meer geld kun je meer (statusproducten) kopen. En een indirect negatief effect: mensen met lagere inkomens ervaren vaker schaamte, en die schaamte hangt weer samen met meer statusconsumptie. Anders gezegd: bij hetzelfde inkomen geven mensen die zich schamen meer geld uit aan statusconsumptie.

De tweede strategie om met schaamte om te gaan – protect motivation – houdt in dat iemand zijn of haar zelfbeeld gaat beschermen. Bijvoorbeeld door zich terug te trekken uit sociale situaties om niet nog meer schaamte te hoeven ervaren. Om dit te testen, maakte Plantinga gebruik van een database met data van vijfduizend Nederlandse huishoudens die langdurig gevolgd zijn. Een van de vragenlijsten ging over socio-economische schaamte: schaamte over het inkomen, de opleiding of baan. Dat is weliswaar niet precies hetzelfde als financiële schaamte, maar komt erbij in de buurt. In de vragenlijst liep een vraag mee over eenzaamheid. De statistische verbanden die Plantinga vond, passen in de theorie. Mensen die hun financiële situatie als minder goed beoordelen, voelen zich vaker eenzaam en zijn minder tevreden met hun sociale contacten. Hij vond bovendien bewijs dat de twee variabelen elkaar negatief beïnvloeden. Dus: wie minder geld heeft, wordt eenzamer en wie eenzamer is, krijgt minder geld. De andere kant op werkte het ook: als je meer geld krijgt, gaat het met de sociale contacten ook beter en andersom. Hoe het mechanisme precies werkt, weet hij niet.

Je wilt dit kopen? Let op, je kunt voor dat bedrag ook iets anders aanschaffen!

Voor hij zich met financiële schaamte ging bezighouden, probeerde Plantinga het effect van Shafir en Mullainathan naar de negatieve invloed van armoede op het IQ ook te vinden, maar slaagde daar niet in. ‘Mijn onderzoek was iets anders opgezet en werd alleen online afgenomen,’ zegt hij. ‘Het is niet zo dat ik de theorie verwerp, maar het is een heel populair onderzoek, en er is nog weinig onderzoek dat dit verband ondersteunt.’

Via een andere weg kon Plantinga de theorie evenmin bevestigen. Hij keek naar de mate waarin mensen rekening houden met opportuniteitskosten. Dat zijn de alternatieve kosten van de financiële keuze; als je voor het ene kiest, kun je het geld niet uitgeven aan iets anders. Een rationeel mens zou alle alternatieven in zijn hoofd nalopen, maar zo rationeel zijn we in de praktijk niet.

Nu bleek uit ander onderzoek dat mensen die een hint kregen – let op, je kunt ook andere dingen kopen – iets minder vaak geld uitgaven, dan degenen die de hint niet kregen. Dat impliceert: mensen denken niet vanzelf aan die opportuniteitskosten, een herinnering heeft effect.

Volgens de theorie hebben arme mensen deze aansporing niet nodig. Ze houden er vanzelf al rekening mee, dat kost een deel van hun cognitieve capaciteiten en dat verklaart deels waarom hun IQ lager is. Plantinga testte die hypothese in vijf verschillende experimenten waarin vijf verschillende producten werden aangeboden, maar hij vond geen verschil tussen arme proefpersonen en proefpersonen met genoeg geld. De herinnering aan opportuniteitskosten werkte voor iedereen even goed.

Toch is de theorie van Shafir en Mullainathan in verschillende andere studies wel aangetoond, stelt sociaal en economisch psycholoog Leon Hilbert van de Universiteit Leiden. Onder andere hebben onderzoekers van het Nijmeegse Donders Institute for Brain Cognition and Behavior het effect aangetoond in een fMRI scanner. Mensen die schaarste ervaren, laten minder activiteit zien in de dorsolaterale prefrontal cortext, de hersendelen die met doel gerichte keuzes te maken heeft (Huijsmans, 2019).

Hilbert: ‘Shafir en Mullainathan stelden dat armoede ervoor zorgt dat iemands cognitieve bandbreedte minder wordt. Maar ze bleven nog vaag in hun theorie, want wat versta je precies onder cognitieve bandwijdte? Het is een vrij nieuwe theorie waarnaar niet veel empirisch onderzoek is gedaan. Onderzoek zal sommige delen van de theorie waarschijnlijk ondersteunen, andere misschien niet. Maar ik ben ervan overtuigd dat het grootste deel van de theorie klopt.’

Zelf houdt Hilbert zich bezig met een ander psychologisch gevolg van armoede: het gevoel geen controle te hebben. Dat is iets dat veel arme mensen en mensen met schulden ervaren. De gevolgen zijn ernstig. Want als iemand geen controle denkt te hebben over zijn financiën, heeft dat gevolgen voor zijn gedrag en belandt iemand in een negatieve spiraal: hij opent zijn post niet meer en vermijdt financiële informatie, zoals de hoogte van het banksaldo. Daardoor zal hij ook financiële beslissingen uitstellen. Het proces is te vergelijken met studenten die het studeren voor een tentamen blijven uitstellen: als ze dat maar lang genoeg doen, krijgen ze steeds sterker het gevoel dat de stof te moeilijk is en dat ze er geen grip meer op krijgen.

We zien dat als mensen het gevoel hebben dat ze te weinig geld hebben om rond te komen, ze zich meer op het heden focussen en minder op de toekomst. Als ze kunnen kiezen tussen een groter bedrag in de toekomst of een kleiner bedrag nu, dan kiezen mensen met financiële schaarste vaker voor het kleinere bedrag nu. Temporal discounting wordt dat fenomeen genoemd.

Net als Plantinga wilde Hilbert zijn vraag experimenteel onderzoeken. ‘Het is met armoedeonderzoek altijd een probleem, wat is het gevolg van armoede en wat van andere zaken die met armoede samenhangen? Zijn mensen arm en nemen ze vervolgens geen goede beslissingen of nemen mensen geen goede beslissingen en zijn ze daardoor arm?’ Maar dat is moeilijk, het lukte Plantinga eerder niet deelnemers door manipulatie in het laboratorium financiële schaarste te laten ervaren. Hilbert: ‘Het armoedeonderzoek is relatief nieuw, pas in 2012 en 2013 verschenen de eerste grote artikelen. Plantinga legde ons uit wat hij allemaal geprobeerd had en wat niet lukte. En vervolgens hebben wij een procedure ontwikkeld die het op een andere manier probeerde en waarmee het wel lukte om deelnemers in een experimentele setting financiële schaarste te laten ervaren.’

In het experiment laat Hilbert mensen een financieel spel spelen dat bestaat uit verschillende rondes. In het spel wordt een huishouden gesimuleerd. Spelers moeten werken, daar krijgen ze geld voor, waarmee ze hun rekeningen moeten betalen, zoals de huur, verzekeringen en boodschappen. Een deel van de spelers krijgt voldoende geld, een andere groep ontvangt te weinig om alles te bekostigen. Het spel heeft zes of zeven rondes. De eerste groep redt het financieel, de tweede groep komt steeds iets dieper in het rood te staan. Zo ontstond er bij de tweede groep een gevoel van schaarste. En deze spelers namen vervolgens inderdaad andere financiële beslissingen. Ze hebben inderdaad een grotere present bias en ontvangen liever onmiddellijk wat minder, dan later een groter bedrag (Haushofer, 2014).

Aantal schuldenaren

Het gevoel dat je te weinig geld hebt, heeft grote effecten op emoties als schaamte en op iemands controlegevoel. Het heeft effecten op de motivatie (het al dan niet bijhouden van je financiële situatie) en er zijn cognitieve effecten. Het vakgebied staat pas aan het begin, nog lang niet alles is uitgekristalliseerd. Maar er komen al interessante fenomenen naar boven. Zo maakt het een groot verschil bij hoeveel schuldenaren iemand met schulden heeft. De hoogte van het bedrag is van (iets) minder groot belang. Een schuld bij twaalf schuldenaren is dat erger dan een even grote schuld bij drie schuldenaren.

Financiële informatie is voor wie arm is vaak niet motiverend, maar wel belangrijk.

Wat kunnen mensen eraan doen om zich niet te laten overspoelen door hun armoede? Er zal een samenhang zijn tussen de grootte van de financiële problemen en het subjectieve gevoel dat je er niets meer aan kunt doen, maar dat verband is niet perfect.

Financiële informatie is voor wie arm is vaak niet motiverend, maar wel belangrijk. En het is essentieel om in actie te komen. Hilbert: ‘In Nederland is er geen situatie waarin je helemaal niets meer kunt doen. Je kunt altijd de schuldhulpverlening inschakelen, subsidies aanvragen of andere dingen doen. Maar daar heb je wel energie en daadkracht voor nodig en dat is vaak al heel moeilijk.’

Literatuur

  1. Ilona E. de Hooge, Marcel Zeelenberg & Seger M. Breugelmans (2010) Restore and protect motivations following shame, Cognition and Emotion, 24:1, 111-127, DOI: 10.1080/02699930802584466
  2. Huijsmans I, Ma I, Micheli L, Civai C, Stallen M, Sanfey A.G. (2019) A scarcity mindset alters neural processing underlying consumer decision making. Proceedings of the National Academy of Sciences of the United States of America. 116: 11699-11704. PMID 31123150 DOI: 10.1073/pnas.1818572116
  3. Haushofer, J., Fehr, E., (2014). On the psychology of poverty, Science, 344, 6186, 862-867. DOI: 10.1126/science.1232491

 

Beeld: Shutterstock