Ik ben heel Nederlands opgegroeid. Mijn witte vader is een heel lieve man en echt helemaal mijn vader. Met mijn bi-culturele achtergrond was ik vroeger daarom nooit zo bezig, ik heb weinig meegekregen van de Antilliaanse cultuur. Tot ik in 1987 voor het eerst alleen op pad was, ik verbleef een week in Harlem, een zwarte buurt in New York. De zwarte mannen daar hebben een soort code om elkaar gedag te zeggen, met een heel subtiel knikje of een andere subtiele groet. Ik merkte dat ze het ook naar mij deden. Gedurende die week begon ik me te realiseren dat zwarte mensen mij blijkbaar voor een deel zagen als iemand van hun gemeenschap. Het was een eyeopener, het zette me aan het denken over wie ik eigenlijk was en dat je je eigen identiteit niet kunt wegpoetsen.
Uit de kast
Behalve bi-cultureel ben ik ook homoseksueel. Dat is een ander deel van mijn identiteit waar ik lange tijd niet veel mee deed. Ik wist het wel, maar kwam er niet mee naar buiten. Zelfs mijn intieme vrienden in Amsterdam wisten het niet. Als ik wel eens verliefd was, deed ik daar niet zoveel mee. Ik had geen relatie.
Pas twee jaar na mijn reis naar New York, ik studeerde al, kwam ik uit de kast. Het ging in kleine stapjes: op mijn 23e vertelde ik het mijn beste vrienden, daarna mijn ouders en daarna een steeds bredere kring om me heen.
Vooral vanaf het moment dat ik het mijn ouders had verteld, viel er een last van mijn schouders. Ik leerde dat je je identiteit moet omarmen. Als je niet durft te zijn wie je eigenlijk bent, word je een ongelukkig mens.
Mijn ouders reageerden zo goed op mijn coming out, dat ik me nu wel eens afvraag waar ik me eigenlijk zo druk over maakte. Mijn vader vroeg zich vooral af wat ze anders hadden moeten doen, zodat ik het eerder had durven vertellen. Maar het lag niet aan hen. Mijn moeder was emotioneel omdat ze van mij geen kleinkinderen kon verwachten.
Begrip
Dit ‘identiteitsthema’ komt op verschillende manieren in mijn werk terug. Ik heb veel begrip voor mensen die worstelen met hun identiteit. Ik kan me in verschillende groepen bewegen en me met verschillende mensen identificeren. Maar het kan ook voor verwarring zorgen. Want als ik echt tussen de zwarte mensen zit, bij een zwarte kapper in Harlem bijvoorbeeld, dan kan ik me opeens ook heel wit voelen.
Identiteit is belangrijk, maar daarbij moet je je ook afvragen in hoeverre je jezelf helemaal moet blootgeven. Wat laat je van jezelf zien? Hoe open ben je? En vooral: hoe kwetsbaar maak je jezelf? Dat kan een kwestie zijn in je privéleven, maar het vooral op het werk en in de politiek al helemaal. Want daar maakt men er soms misbruik van.
Onderstroom
Als arbeids- & organisatiepsycholoog begeleid ik veel teams: medewerkersteams, managementteams en soms ook Raden van Bestuur. Dan gaat het vaak over samenwerking, communicatie en vertrouwen. Wat zeggen teamleden wel tegen elkaar en wat niet? Het gaat bovendien vaak over de onderstroom in een team: de dingen die niet besproken worden, die heel moeizaam gaan of waar een taboe op rust. Als we het daarover hebben, helpt het mij dat ik mezelf ken, dat ik weet wat ik wil en geen twijfels heb over mijn identiteit. Dat maakt me sterker.
Mij valt op dat als mensen in topposities heel goed zijn, ze ook over veel zelfkennis beschikken. Alleen dan zijn ze in staat ook anderen goed te begrijpen en zien ze wie het moeilijk heeft. Simpel gezegd gaat het om mensenkennis en dat kun je pas ontwikkelen als je jezelf goed kent.
Botsende culturen
Ik begeleidde ooit een Franse leidinggevende die veel problemen had in haar team met Nederlandse mensen. In Nederland zijn we niet hiërarchisch, Nederlanders zijn redelijk kletserig en gericht op consensus en werknemers willen hier meedenken over een besluit, of op zijn minst om een mening gevraagd worden. De Franse cultuur is totaal anders, daar bepaalt de baas wat er gebeurt. De medewerkers zeggen vervolgens ja en doen het ook. Of ze doen het niet. Deze Franse leidinggevende kon niet goed omgaan met de Nederlandse cultuur en dat had ook te maken met gebrek aan zelfreflectie. Met kritiek en zelfs met positieve feedback van haar ondergeschikten kon ze niet omgaan. Ze redde het niet daar. Ik hoor vaak van mensen dat ze zich heel veilig bij me voelen zodat ze dingen op tafel durven te leggen die ze moeilijk vinden. Ik kan alleen erg boos worden als mensen zich misdragen of als ze over ethische grenzen gaan. Maar los daarvan heb ik niet snel een oordeel. En ik schrik ook niet snel als mensen iets zeggen. Mogelijk dat mensen dat voelen.’
Dennis Boutkan, arbeids- en organisatiepsycholoog, eigenaar van Upstream Consulting en raadslid voor de PvdA in Amsterdam