Lees verder
Deze rubriek belicht onder zoek waaraan de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) een Veni-, Vidi- of Vici-beurs heeft toegekend. In deze aflevering: Myrthe Faber, postdoctoraal onderzoeker bij de Statistical Imaging Neuroscience-groep van het Donders Centre for Cognitive Neuroimaging, kreeg in 2019 een Veni-subsidie voor haar onderzoek naar mindwandering.
Geertje Kindermans

Myrthe Faber doet onderzoek naar mindwandering. Letterlijk betekent het gedachtedwaling, maar dat heeft in het Nederlands een negatieve connotatie; de term is moeilijk te vertalen. Het gaat om spontane gedachtes, zoals dagdromen en plotselinge herinneringen. Iemand raakt afgeleid van de taak of het gesprek waar hij mee bezig is. Om meer grip op mindwandering te krijgen, kunnen we het op verscheidene spectra plaatsen, aldus Faber. Zo ligt mindwandering, samen met andere manieren van denken, op een spectrum van de mate waarin er cognitieve controle is over het denkproces. Aan het ene uiteinde staan dromen, dat zijn onwillekeurige gedachtes waarover meestal geen cognitieve controle is. Daarna komt mindwandering. En vervolgens associatief denken en de creatieve gedachteprocessen. Aan het andere uiterste van het spectrum ligt doelgericht nadenken. Mindwandering kan tegen dromen aanzitten, maar ook dicht tegen creatief denken.

Een ander spectrum is de inhoud van gedachten en in hoeverre die vrij of bepaald is. Zo zijn er ‘vrije’ dromen en dromen die te maken hebben met iets dat we hebben meegemaakt. Rumineren en obsessieve gedachten zijn het tegenover gestelde, die zijn juist heel onvrij en bepaald.

Mindwandering kan zo vrij zijn als dromen, maar ook zo gestuurd als brainstormen, zegt Faber. ‘In mijn Veni stel ik dat er nog een spectrum is. Wordt mindwandering gedreven door de taak – de fi lm die je kijkt of de tekst die je leest – dan dwaal je af, maar vindt er wellicht een soort verdieping plaats. De afleiding kan ook los staan van de taak: je denkt aan een belangrijk gesprek bij de dokter of met een boze leidinggevende. Dat leidt voornamelijk af.’

Mindwandering kan zo vrij zijn als dromen, maar kan ook meer op brainstormen lijken

Faber vermoedt dat dat wel eens twee verschillende processen kunnen zijn die in het brein op een verschillende manier tot uiting komen. ‘De losgekoppelde manier van mindwandering is niet bevorderlijk voor waar je mee bezig was. De vorm van mindwandering waarbij de taak aanleiding was, kan juist verdieping geven en is wellicht goed. Deze vorm van mindwandering ligt mogelijk in het verlengde van een cognitief proces dat sowieso plaatsvindt; als je bijvoorbeeld een woord leest, worden er associaties met dat woord actief. Je zou het daarom spontane cognitie kunnen noemen.’

Gedachtes meten

Mindwandering is lastig te meten. Je kunt ernaar vragen, tijdens het lezen of achteraf, maar aan zo’n meetmethode kleven allerlei problemen, aldus Faber. Ze wil er niet alleen naar vragen, maar het ook echt meten via onder meer een eye tracker. In haar onderzoek moeten proefpersonen verhalen lezen. Dat doen ze onder meer zittend in een onderzoeksruimte terwijl hun ogen met de eye tracker gevolgd worden. Ze legt uit: ‘Op het moment dat jij niet meer aan het lezen bent, zijn je oogbewegingen anders dan als je wel leest. Als je woor- den op een dieper niveau verwerkt, zie je dat aan de oogbewegingen. Op een zeldzaam lang woord zal je langer fixeren. Over korte woordjes of woorden die voorspelbaar zijn, ga je snel heen.’

Bij mindwandering wordt het leesgedrag verstoord en dat zie je aan het fixatiegedrag van de ogen, vervolgt Faber. ‘Die zijn minder toegespitst op de woorden en met langere fixaties die ook wat rommeliger worden. Dat voorspelt mindwandering redelijk goed. Ik gebruik het als maat van hoeveel mensen afdwalen. Als het echt twee verschillende vormen van afdwalen zijn, verwacht ik dat de ene variant losstaat van de tekst en de andere er meer tegenaan zit. Ik wil zien of je de twee soorten van mindwandering zo kunt onderscheiden.’

Ogen en brein

In een tweede serie onderzoeken liggen de proefpersonen in de MRI-scanner en worden hun ogen eveneens met een eye tracker gevolgd. Zoals Faber andere oogbewegingen verwacht, verwacht ze ook dat er verschillende netwerken in het brein actief worden. Verder vraagt ze ook naar de inhoud van de gedachtes, die zullen bij de twee soorten mindwandering van elkaar verschillen omdat taakgedreven gedachten qua inhoud dichter tegen de tekst aan zullen liggen.

Mogelijk gaat het hier ook om een schaal waarin de twee vormen van mindwandering in elkaar over gaan. In haar onderzoek wil Faber vaststellen of dit spectrum inderdaad bestaat. En ze wil weten in hoeverre de drie maten – de inhoud van de gedachtes, de oogbewegingen en de netwerken die actief worden – dezelfde kant op wijzen.

Tot slot wil Faber weten in hoeverre de verschillende vormen van mindwandering invloed hebben op het geheugen voor de tekst, zowel vlak nadat de tekst is gelezen, als een week later. Vooral een week later verwacht ze dat de taakgedreven variant van mindwandering een positief effect heeft op wat er onthouden is, omdat het een context geeft om nieuwe informatie aan op te hangen.

Als Fabers idee klopt, zouden er twee manieren van afdwalen zijn, waarbij je alleen moet interveniëren bij de negatieve manier van mindwandering.

Van huis uit is Faber technisch, op de middelbare school was ze goed in wiskunde en informatica , ze deed zelfs mee aan olympiades. Maar omdat ze zich als zeventienjarig meisje een buitenbeentje voelde in de technische wereld, ging ze Nederlands studeren. Al snel ging ze ook taalwetenschap doen. Ze had speciaal belangstelling voor hoe mensen verhalen vertellen en hoe anderen die begrijpen en onthouden. Ze promoveerde bij psychologie op hoe mensen tijdsverloop in verhalen onthouden en reconstrueren. Bij het bouwen van zo’n verhaalwereld in ons hoofd worden ook allerlei (spontane) associaties gebruikt.

‘Dat overlapt waarschijnlijk met mindwandering, denkt Faber. ‘Vooral wanneer dat laatste inderdaad verdieping kan brengen. Daar borduur ik in mijn Veni-onderzoek op voort. Ik ben Neerlandicus maar ik ben bij psychologie gepromoveerd en dat in combinatie met mijn technische affiniteit verklaart dat ik in een lab als het Donders Instituut op mijn plaats zit.’

 

Fotografie: Geertje Kindermans