Lees verder
Robots maken iets los in mensen wat andere technologieën niet doen.Maar waarom wordt het opeens extra spannend als robots in de zorg opduiken? Luc de Witte doet onderzoek naar technologie in de zorg en stelt dat robots daar een belangrijke bijdrage kunnen leveren. De ouderenpsychologen Lilian Geurtsen en Maritza Alewijn reageren op zijn betoog.
Luc de Witte

Inleiding

Er is veel te doen over robots. Het afgelopen jaar lijkt zich een maatschappelijk debat te hebben ontwikkeld over de (on)wenselijkheid van robots en de effecten daarvan op onze samenleving. Dit debat wordt sterk gestimuleerd door publicaties van het Rathenau Instituut (Van Est en Kool, 2015), maar wordt ook in de politiek gevoerd, zoals blijkt uit ferme uitspraken van onder andere minister Lodewijk Ascher van Sociale Zaken in NRC Handelsblad over robots als bedreiging van de werkgelegenheid (NRC, 29 september 2014). Ook recente films als Robot & Frank en Big Hero 6 of de documentaire Ik ben Alice stellen vragen rond robots expliciet aan de orde.

Als onderzoeker volg ik de ontwikkeling van robots voor de zorg al een decennium lang. Ik doe zelf ook onderzoek naar de mogelijkheden van robots in de zorg. Dit debat volg ik dan ook met groeiende verbazing. Waarom roepen robots zulke sterke reacties op en moet er een maatschappelijk debat plaatsvinden, terwijl de smartphone en de tablet vrijwel geruisloos vanzelfsprekende onderdelen van ons leven zijn geworden? En nog vreemder: robots zijn er al lang en hebben in grote delen van onze samenleving al lang een sterke rol. Waarom wordt het dan nu opeens zo spannend?

In deze bijdrage probeer ik op deze vragen een antwoord te geven. Ik zal aangeven waar robots wel en niet een rol gaan spelen in de zorg. Dat is uiteraard een persoonlijke visie, gebaseerd op de huidige stand van de kennis en eigen ervaringen in onderzoek met robots in de zorg. De ontwikkeling van technologie laat zich slecht voorspellen, dus de toekomst zal waarschijnlijk anders zijn. Maar erover nadenken helpt om te voorkomen dat zich ontwikkelingen voordoen die we niet willen en ze in wel gewenste richtingen bij te sturen.

Relatie tussen mens en robot

Robots maken duidelijk iets los in mensen wat andere technologieën niet doen. Zelf ben ik geïnteresseerd geraakt in de mogelijkheden van robots toen ik een jaar of negen geleden in contact kwam met het robotje Pleo, een tamelijk onnozel dinosaurusje dat wat rond kan lopen, op zoek naar een groen blaadje. Een collega van me die gek was op gadgets, had Pleo aangeschaft om eens te kijken wat je daarmee zou kunnen. Toen ik op zijn kamer kwam, liep Pleo rond. En terwijl ik met mijn collega stond te praten, voelde ik opeens Pleo aan mijn broekspijp trekken. Ik betrapte mezelf erop dat ik tegen Pleo begon te praten: ‘Hee, laat dat eens!’ Een rationele man die staat te praten tegen een stom speelgoedding!

Deze ervaring vormde voor mij aanleiding me te verdiepen in wat er op het gebied van robots zoals gebeurde. We kwamen toen de PARO-zeehond-robot op het spoor. Die hebben we geïmporteerd uit Japan, en we zijn er verkenningen in de ouderenzorg mee gestart. Vrijwel elke keer als we PARO ergens demonstreerden, deed zich een met mijn ervaring vergelijkbaar tafereel voor: steeds gingen mensen PARO aaien, ertegen praten, knuffelen en vertederd kijken. En dat waren niet alleen ouderen, maar ook zorgprofessionals, afstandelijke wetenschappers, ambtenaren en ander volk van wie je dat niet direct zou verwachten.

Pleo en PARO maken duidelijk dat robots een directe relatie met mensen aan kunnen gaan (of beter: andersom) die als warm ervaren wordt. En in veel sectoren van onze samenleving hebben we robots al lang geaccepteerd en zelfs omarmd. Er wordt geen auto meer gebouwd door mensen, een grote Boeing of Airbus is zonder robottechnologie niet meer te besturen. En alleen door robots is bol.com in staat je bestelling van ‘s avonds de volgende dag te bezorgen. Heerlijk praktisch dus, die robottechnologie. Waarom dan tegelijk die angst, zeker in relatie tot zorgtaken? En waarom is dit nu opeens reden voor een maatschappelijk debat?

Het antwoord ligt niet in de angst voor verlies van banen – het argument dat in het publieke debat een hoofdrol lijkt te spelen. Het antwoord ligt volgens mij dieper: het feit dat robots dingen kunnen die wij mensen niet kunnen en dat vaak ook nog beter doen (zonder fouten, niet vermoeid en prikkelbaar) en zelfs in staat zijn onze emoties te raken, confronteert ons met onze eigen betrekkelijkheid. Kennelijk zijn we als mensen niet in alles het beste, zelfs niet als het gaat om zorg.

In de volgende paragraaf zal ik laten zien hoe PARO en andere robots heel ‘menselijke’ dingen kunnen doen in situaties die zelfs ervaren professionals niet meer voor elkaar krijgen. Dat besef is confronterend en voor velen kennelijk beangstigend. Dat is de basis voor de angst voor robots én de reden waarom er wereldwijd miljarden geïnvesteerd worden in de (door)ontwikkeling ervan. Enerzijds willen we maar wat graag technologie maken die de mens evenaart of zelfs voorbij streeft (denk aan de supercomputer Watson die al beter is in diagnostiek dan een team van medisch specialisten), maar tegelijk zijn we er doodsbang voor. Een klassiek psychologisch thema, dat in veel films en boeken behandeld wordt, met de klassieker Frankenstein als een van de eerste.

In veel discussies wordt gesteld dat robots de zorg onpersoonlijk en ‘kil’ maken. Uit onderzoek blijkt dat evenwel niet automatisch het geval te zijn, en ook dat is confronterend. Hoe kan een ‘stom apparaat’ emoties aan mensen ontlokken? En hoe kan iemand dat als prettig ervaren? Menselijke zorg is toch veel prettiger? In een debat een paar jaar geleden over een robot die mensen lichamelijk zou verzorgen, was er veel weerstand tegen dat idee. Totdat een man opstond die al twaalf jaar voor zijn ernstig gehandicapte vrouw zorgde. Hij zei: ‘Wij hebben gemiddeld per maand zo’n twintig mensen over de vloer die mijn vrouw komen verzorgen. Ik weet nooit zeker wie er komt, ik weet niet wanneer precies, en de helft van de keren moet ik uitleggen wat ze prettig vindt en wat niet. Ik zou er mijn vermogen voor over hebben om een robot te hebben die dit doet, op mijn moment en op mijn manier, en die ik kan uitzetten als ik dat wil.’

De zaal werd stil en de man kreeg veel bijval. Voor mij was dit een sterke motivatie om serieus onderzoek te gaan doen naar de mogelijkheden van robots. Niet om de zorg goedkoper of efficiënter te maken, maar om bij te dragen aan autonomie, zelfredzaamheid en waardigheid van mensen die behoefte hebben aan zorg en ondersteuning.

Waar bestaat robotzorg uit?

Wereldwijd wordt veel onderzoek gedaan naar de ontwikkeling van robots in de zorg. Het gaat dan om een grote diversiteit van mogelijke functionaliteiten. Globaal gezien gaat het om de volgende gebieden.

  • Robots die mensen met beperkingen ondersteunen in hun ADLtaken (aankleden, wassen, koken etc.). Het bekendst hiervan zijn robotarmen voor mensen met zeer ernstig beperkte arm-handfuncties, bijvoorbeeld door een spierziekte. Deze worden al lang zeer succesvol toegepast (sinds 2006) en in Nederland verstrekt. Denk ook aan eetrobots, met de ‘My Spoon’ als bekendste voorkunnen beeld (zie www.focalmeditech. nl). Deze is al lang verkrijgbaar in Nederland en biedt een echte oplossing voor mensen die niet meer zelfstandig kunnen eten, bijvoorbeeld ten gevolge van ms.
  • Sociale robots, vooral gericht op interactie. Voorbeelden zijn de PARO-zeehond, de NAO- of ZORArobot van Aldebaran Robotics, de KASPAR-robot en IROMAC (zie Bemelmans et al. (2012) voor een overzicht). Deze robots kunnen interacteren met de gebruiker. PARO trekt de aandacht met geluiden en bewegingen en reageert op handelingen van de gebruiker, waarbij het lijkt alsof hij je met zijn grote donkere ogen echt aankijkt. Hij ontwikkelt een eigen karakter in de loop van de tijd, afhankelijk van hoe de gebruiker met hem omgaat. De NAO is wereldberoemd geworden in het onderwijs, maar meer recent ook in de ouderenzorg, waar hij succesvol ingezet wordt om ouderen te begeleiden bij lichamelijke beweging of als gezelschap. Hij spreekt, doet handelingen voor en reageert op prikkels van de gebruiker. Ook NAO lijkt een eigen karakter te hebben, roept sympathie op en maakt bij veel mensen menselijke reacties los.
  • Robots die concrete zorgtaken van professionals overnemen of ondersteunen. Voorbeelden zijn een zwachtelrobot (voor het zwachtelen van het onderbeen), een robot die kan (helpen) tillen, of de Da Vinci-operatierobot, die zeer precieze chirurgische ingrepen kan uitvoeren.
  • Butlerrobots. Het gaat hier om robotsystemen die mensen kunnen ondersteunen bij allerlei taken in huis. Hiernaar wordt veel onderzoek gedaan. In een recente review zijn 107 van dergelijke systemen gevonden, alle gericht op het ondersteunen van kwetsbare ouderen in de eigen leefomgeving (Bedaf et al., 2015). Deze robotsystemen worden ontwikkeld om in de naaste toekomst mensen in hun eigen woonomgeving te ondersteunen bij allerlei taken, in de gaten te houden, en waar nodig initi-atieven te nemen tot actie. De techniek is nog niet zo ver dat dit ‘zomaar’ kan, maar de vorderingen zijn indrukwekkend. 

(Naast deze vier hoofdgroepen zijn er robots die deze gebieden combineren. Bijvoorbeeld de ‘Giraff’ van Giraff Technologies, een rijdend platform met de mogelijkheid om een beeldverbinding tot stand te brengen met een zorgverlener op afstand.)

Hoe ver is deze ontwikkeling?

De toepassing van robots in de zorg is verder dan de meeste mensen denken. Voorbeelden zijn de hiervoor genoemde robotarmen, de eetrobots, en de sociale robots waarbij PARO en NAO de koplopers zijn. De robots komen er dus niet aan, ze zijn er al. En ze verrichten in de zorg goede taken.

PARO is in een studie van Bemelmans en collega’s (2015) uitvoerig geëvalueerd. Overtuigend is aangetoond dat de inzet van PARO positieve effecten heeft, mits doelgericht en zorgvuldig ingezet. NAO of ZORA (zo wordt deze PARO in België en Nederland vaak genoemd) wordt in de ouderenzorg met veel enthousiasme gebruikt, onder andere voor het stimuleren tot bewegen. Ouderen en hun familie die met deze robots te maken krijgen, zijn overwegend positief; het zijn de zorgprofessionals die nog terughoudend reageren. Maar dat verandert snel. Acht jaar terug kreeg ik na een lezing over de intrede van robots in de zorg boze vertegenwoordigers van ouderenbonden en beroepsorganisaties op bezoek, tegenwoordig kun je bijna geen zorgtijdschrift meer openslaan of je komt iets tegen over robots.

De wat complexere robots, zoals de butlerrobots, hebben nog geen intrede in de zorgpraktijk gedaan, maar er wordt zeer veel in geïnvesteerd. De hiervoor genoemde beschrijving van 107 robotsystemen voor ondersteuning van ouderen in de thuissituatie (Bedaf et al., 2014) laat zien dat er veel in aantocht is. Deze systemen zijn nog onvoldoende slim en autonoom om een daadwerkelijke bijdrage te leveren, maar dat is een kwestie van tijd. Zoals we inmiddels gewend zijn aan een smartphone in onze zak, zo zullen we ook in rap tempo robots in ons leven accepteren. Dat proces is in veel sectoren van de samenleving al volop in gang, ook in de zorg.

Toekomstperspectief

Uit het voorgaande spreekt een nogal positief beeld over de mogelijkheden van robots in de zorg. Zijn er dan helemaal geen haken en ogen? Uiteraard. Maar het is niet de vraag of we robots moeten willen in de zorg of niet; de relevante vraag is hoe we ze het best kunnen inzetten zodat we er als samenleving het meest aan hebben.

Op dat punt is veel te winnen en daar ligt ook een uitdaging voor psychologen: de ontwikkelaars van robottechnologie hebben vaak maar beperkte kennis over de zorg en weinig inzicht in welke ondersteuning mensen met beperkingen nodig hebben. Hoe moet een robot zich precies gedragen? Wat moet hij wel en niet doen en hoe? In hoeverre mag (of moet) een robot zelfstandig beslissingen nemen als de ‘gebruiker’ dat niet meer kan? Dat zijn wezenlijke vragen die voor de ontwikkeling van robots in de zorg beantwoord moeten worden. En daarvoor is veel onderzoek nodig. Dat onderzoek begint nu pas op gang te komen, als reactie op het feit dat robots hun intrede in de zorg reeds gedaan hebben.

De genoemde voorbeelden in deze bijdrage laten het potentieel van robots in de zorg zien. We zijn nog maar aan het begin van wat hier mogelijk is. Voor deze ontwikkeling moeten we niet bang zijn, deze biedt enorme nieuwe mogelijkheden die mensen, ook zorgprofessionals, kunnen ondersteunen in hun voornaamste taak: het zijn van medemens voor diegenen die zorg en ondersteuning nodig hebben. Als een robot de wasbeurt verzorgt, heeft de professional ruimte om echt aandacht te hebben voor de behoeften van een cliënt. Of is dat misschien waarvoor we bang zijn: aangesproken te worden op onze meest menselijke kanten?

Over de auteur

Luc de Witte is lector Technologie in de Zorg bij Zuyd Hogeschool en hoogleraar op hetzelfde onderwerp aan de Universiteit Maastricht. Hij is tevens directeur van het Expertisecentrum voor Innovatieve Zorg en Technologie (EIZT), een publiek-privaat samenwerkingsverband van zorgorganisaties, bedrijven, kennisinstellingen en overheden dat zich richt op zorginnovatie. Zorgrobotica is een van de onderzoeksthema’s in zijn onderzoeksprogramma. Dit stuk is geschreven op persoonlijke titel.
E-mail: l.dewitte@maastrichtuniversity.nl

Referenties

  • Est, R. van & Kool, L. (2015; red.). Werken aan de robotsamenleving: visies en inzichten uit de wetenschap over de relatie tussen technologie en werkgelegenheid. Den Haag, Rathenau Instituut 2015.
  • Bedaf, S, Gelderblom, G.J., Witte, L.P. de (2014). Overview and Categorization of Robots Supporting Independent Living of Elderly People: What Activities Do They Support and How Far Have They Developed. Assistive Technology, 27(2), 88-100.
  • Bemelmans, R., Gelderblom, G.J., Jonker, P. & Witte, L de (2012). Socially Assistive Robots in Elderly Care: A systematic Review into Effects and Effectiveness. JAMDA, 13(2), 114-120.
  • Bemelmans, R., Gelderblom, G.J., Jonker, P. Witte, L. de (in press). Effectiveness of Robot Paro in Intramural Psychogeriatric Care: A Multicenter Quasi-Experimental Study. JAMDA. doi:http://dx.doi.org/10.1016/j.jamda.2015.05.007