Lees verder
Ieder mens doet aan psychologie aldus wijlen Bert Duijker, de Amsterdamse psycholoog die ooit verantwoordelijk was voor de indeling van het vakgebied in verschillende subdisciplines. Hoe doen niet-psychologen die dag in dag uit met mensen werken aan psychologie? In deze aflevering plastisch chirurg Erik Laban.
Geertje Kindermans

Er zijn meer vormen, maar bij plastische chirurgie denken we doorgaans aan de cosmetische variant daarvan; patiënten die zich aan een kenmerk van hun uiterlijk storen, dat willen laten verhelpen, maar geen functioneel probleem hebben. Ze komen uit eigen beweging en betalen de behandeling zelf. Met deze patiëntengroep houdt plastisch chirurg Erik Laban zich voornamelijk bezig.

Via de site van de Veldhuis Kliniek kunnen mensen zich aanmelden. Ze vullen een korte vragenlijst in, op grond waarvan wordt een grove selectie gemaakt. Als ze medisch niet geschikt zijn voor een plastisch-chirurgische operatie, vallen ze in die fase al af. De overige patiënten worden uitgenodigd voor het spreekuur.

Het spreekuur is een heel belangrijk moment, benadrukt Laban. ‘Het succes van de ingreep hangt voornamelijk af van een goede selectie. En met succes bedoel ik: of de patiënt tevreden is, want daar gaat het om.’

BDD

Op het spreekuur ziet Laban zijn patiënten voor het eerst. Hij vraagt hen waaraan ze zich storen. ‘We gaan voor de spiegel staan en dan mogen ze het aanwijzen. Ik kijk dan of zo’n ingreep technisch mogelijk is. Als er een geschikte operatie of behandeling is die de patiënt tevreden kan stellen, vertel ik hoe een ingreep eruit komt te zien en geef aanvullende informatie.’

Soms vraagt een patiënt het aan hem. ‘ Zegt u het maar, u bent de plastisch chirurg.’ Dat werkt niet, aldus Laban. ‘Voor mij hoef je niets te doen. Als iemand alleen maar zegt dat zijn gezicht niet mooi of te oud is, wordt het lastig. Ik moet meer houvast hebben.’

Laban is altijd op zijn hoede voor mensen met een verkeerd zelfbeeld, mensen met in meer of mindere mate Body Dysmorphic Disorder. hebben ‘Dat zijn patiënten die met een operatie niet geholpen zijn. Daar los je hun onvrede niet mee op, ze zullen er nooit gelukkig van worden.’

Hoe Laban BDD’ers herkent? ‘Weet jij het?’ reageert hij gelijk. ‘Daar gaat het tijdens congressen over plastische chirurgie vaak over. Er bestaan wel vragenlijsten voor, maar het komt in de praktijk zo weinig voor. Moet ik bij tweehonderd mensen een vragenlijst afnemen om er één BDD’er uit te halen? Dat kan niet, ik doe het op gevoel. Als ik de motieven van iemand niet helemaal vertrouw, vraag ik door. Zit je er enorm mee? Kijk je vaak in de spiegel of juist nooit?’

Hij heeft wel eens een BDD’er ‘gemist’. ‘Ik opereerde iemand aan de wallen onder haar ogen. Nadat ik die gecorrigeerd had, stoorde ze zich verschrikkelijk aan de lijnen rond haar mond. Ik vond ze niet storend, maar wat ik vooral raar vond was dat ze die eerder niet had genoemd. Ik vroeg haar of dat wel haar probleem was, maar zo’n gesprek is moeilijk, ik ben geen psycholoog. Ik wilde voor haar wel contact opnemen met de huisarts, maar dat was niet nodig, ik heb haar nooit meer teruggezien. Dat zijn mensen die gaan zwerven, maar dat kan ik niet voorkomen. Overigens weet ik ook niet of ik gelijk heb.’

Statussymbool

Na het spreekuur krijgen patiënten een week bedenktijd. Dan worden ze gebeld. Sommigen gaan niet verder, die vinden het te duur of hebben andere bedenkingen. ‘Die groep bellen we na drie maanden nog eens, zo commercieel zijn we dan ook wel weer.’

Twijfelaars kunnen nogmaals langskomen. En voor patiënten die verder willen, wordt een ingreep gepland. Vlak voor de ingreep ziet Laban hen weer. ‘Ik leg nog wat uit, vertel ze wat ze kunnen verwachten. Natuurlijk stel ik mensen ook gerust, maar meestal zijn mensen redelijk relaxed. Ze krijgen al veel aandacht en hebben zelf voor de in ingreep gekozen.’

Er is een groot verschil tussen Amerika en Europa. In Europa willen we meestal dat niemand kan zien ‘dat er iets gedaan is’. In Amerika wil men dat juist wel, daar is het een soort van statussymbool. Laban: ‘Soms zie ik resultaten uit de vs, waarbij ik denk: mijn hemel, dat je het durft!’

Toch hoeft Laban het eindresultaat van zijn operaties zelf niet mooi te vinden, hij moet vooral weten wat de patiënt wil en het moet technisch mogelijk zijn. Van de honderd aanvragen voor een facelift wijst hij er veertig af. Maar dat is niet omdat hij het zelf niet mooi of nodig zou vinden. ‘Een jonge vrouw van zo’n 25 wilde iets laten doen. Dat doe ik niet, want ik kan wel een beetje aan haar gezicht gaan trekken, maar dat maakt amper verschil. Dan is ze na de ingreep ontevreden. Daar ga ik geen operatie van anderhalf uur voor uitvoeren.’

En hoewel de meeste patiënten teleurgesteld zijn als hij niets gaat doen, is een niet geholpen patiënt beter dan een ontevreden patiënt. ‘Patiënten die je niet opereert, zijn achteraf vaak toch blij met het goede advies. Maar als ik opereer en iemand is ontevreden, dan heb ik het gedaan…’

foto: Herman Wouters