Schools
Eerlijk gezegd was ik aanvankelijk een beetje teleurgesteld in de studie. Ik had het romantische idee dat iedereen bevlogen was en in discussieclubjes zat te filosoferen en discussiëren over de lesstof. Maar het was erg schools. De practicumgroepen begonnen om negen uur, ik kwam een keer een minuut te laat en mocht niet naar binnen. En de meest gestelde vraag tijdens het college was: krijgen we dit ook op het tentamen? Gelukkig mocht ik meedoen met het honoursprogramma, waar veel meer ruimte was voor eigen inbreng. Als ik dat niet had gehad, was ik waarschijnlijk gestopt.
Ik heb getwijfeld over of ik de hersenkant op wilde of verder wilde met sociale psychologie. Zelfs op het moment dat ik via internet mijn keuze moest doorgeven, twijfelde ik nog. Ik koos voor sociale psychologie, vooral vanwege onderwerpen als: hoe worden mensen terrorist? Welke factoren spelen daarin een rol? Dat de kracht van overreding en groepsprocessen zo sterk kunnen zijn dat mensen bizarre dingen gaan doen, vond ik fascinerend. Maar ook als het dichterbij ligt: hoe zit het met pestgedrag? Hoe werken processen van stereotypering en pesten en hoe kunnen die doorbroken worden?
Geen man, geen vrouw
Ik heb stage gelopen bij het vu medisch centrum, bij het Kennis- en Zorgcentrum voor Genderdysforie (vumc kzg). Inmiddels werk ik er, tijdens mijn afstuderen kwam er een baan vrij als onderzoeksassistent. Op het kzg komen steeds meer mensen binnen die geen volledige behandeling willen. Ik heb gekeken naar degenen die zich niet als man of vrouw identificeren, maar die zich bijvoorbeeld man én vrouw voelen. Of die geen man en ook geen vrouw, maar genderneutraal voelen. Over deze groep is nog niet zoveel bekend. Ik heb onder andere een aantal mensen geïnterviewd. Voor iedereen betekent het iets anders, maar ze voelen zich of man én vrouw, of ze kunnen niets met die hokjes. Niet-binair noemen we dat. Het is lastig te zeggen hoe groot deze groep is, maar ik heb een begin gemaakt met het in kaart brengen ervan.
De Wereldgezondheidsorganisatie brengt binnenkort hun nieuwe handboek uit, de International Classification of Diseases 11 (ICD-11). Omdat de criteria nog niet definitief zijn, wordt er wereldwijd onderzoek gedaan om zo input te krijgen op de kwaliteit van de nieuwe criteria.
We doen onderzoek naar de voorgestelde criteria voor genderincongruentie. Voorheen heette dit “transseksualiteit” bij volwassenen en “genderidentiteitsstoornis op kinderleeftijd”, maar het wordt geen stoornis meer genoemd en het heeft niets met seksualiteit te maken.
Ook de criteria zijn veranderd, voor kinderen zijn ze strenger geworden, bij volwassenen zijn de criteria juist versoepeld. Ik ben bezig met de vraag: wat vinden belanghebbenden van de nieuwe naamgeving? En kunnen clinici goed werken met de voorgestelde criteria?
Deelnemers
In mijn onderzoek spreek ik niet van patiënten, ik noem ze ook geen cliënt en geen klant. Hoe dan wel? In mijn thesis schreef ik: mensen die zich hebben aangemeld bij het VU kennis- en zorgcentrum voor genderdysphorie. Daarna noemde ik ze deelnemers. Maar daarover kun je discussiëren. Het stond in de ICD-10 bij mentale en gedragsstoornissen. Maar waarschijnlijk wordt het daar uitgehaald en komt er een nieuw hoofdstuk: Conditions Related to Sexual Health. Het is onderdeel van een wereldwijde discussie over hoe we er tegenaan moeten kijken.
Ik twijfelde ook nog over de research master sociale psychologie vanwege de fraudezaken die naar boven kwamen. Ik dacht: waar begin ik aan? Wil ik me hier wel in mengen? Toch heb ik ervoor gekozen en ik ben er inmiddels van overtuigd dat het kán: integere wetenschap. Maar ik vind het wel fijn om vooral met beschrijvend onderzoek bezig te zijn. De druk om significante resultaten te vinden, is daar veel minder sterk aanwezig.’