Lees verder
Deze rubriek belicht onderzoek waaraan de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (nwo) een Veni-, Vidi- of Vici-beurs heeft toegekend. Linda Geven is universitair docent aan het Instituut voor Strafrecht & Criminologie van de Universiteit Leiden. In 2022 ontving ze een Veni-subsidie voor onderzoek naar valse bekentenissen.
Anouk Bercht, Geertje Kindermans

Het is een populair idee dat als je iets zegt terwijl je naar de linkerbovenhoek kijkt, dat je liegt. Maar dat klopt niet. Die truc is te simpel. Sterker, het is moeilijk om te zien of iemand liegt. ‘Als je iemand heel goed kent, zie je het misschien wel,’ vertelt Linda Geven. ‘Maar daarin ben je alles behalve feilloos, weten we uit onderzoek.’

En niet alleen is het detecteren van leugens moeilijk, liegen zelf is evenmin eenvoudig. Zelfs niet voor iemand die er jaren aan onderzoek op heeft zitten. ‘Ik ben er geen betere leugenaar van geworden, misschien juist wel een mindere. Liegen en vooral goed liegen is erg moeilijk.’

In het rechtssysteem is het vooral een probleem om leugens als zodanig te herkennen. Vaak meet je niet of iemand liegt, maar hoe zenuwachtig iemand is. ‘En ook onschuldige mensen worden zenuwachtig van een vraag als: “Heb jij je buurman vermoord?”,’ aldus Geven.

De echte dader

‘Hoe zeker kunnen we zijn dat degene die zegt dat hij of zij de dader is ook echt de dader is?’

Geven studeerde psychologie aan de Universiteit van Wenen, na lang twijfelen tussen rechten en psychologie. ‘Ik was en ben gefascineerd door de vraag waarom mensen misdaden begaan en hoe we de juiste dader te pakken kunnen krijgen. Maar vooral wil ik weten hoe we er zeker van kunnen zijn dat degene die zegt dat hij of zij de dader is, ook echt de dader is.’

In Maastricht voltooide ze een master die nu rechtspsychologie heet en ze promoveerde, half aan de Universiteit van Amsterdam en half in Israël, op onderzoek naar valse bekentenissen en het herkennen van daderkennis met de geheugendetectietest.

Geven: ‘Het idee van de geheugendetectietest is niet om met allerlei vragen door iemand heen te prikken, maar dat de dader anders reageert op bijvoorbeeld het wapen dat hij of zij daadwerkelijk gebruikt heeft, dan op andere wapens. De test bestaat daarom uit meerkeuzevragen. En tijdens de test worden ook harstslag, huidgeleiding en ademhaling gemeten. Wordt hij zenuwachtig van het gebruikte wapen en niet van de andere wapens, dan weet hij waarschijnlijk welk wapen er is gebruikt.

Valse bekentenissen

Tijdens haar promotieonderzoek trok ze ook naar New York om samen met Saul Kassin, expert op het gebied van valse bekentenissen, onderzoek te doen. ‘Ik vond het altijd zo moeilijk te begrijpen waarom iemand een moord bekent die hij niet heeft begaan. De consequenties zijn enorm.’

Geven wilde weten of de leugendetectieliteratuur gebruikt kon worden om valse bekentenissen en ware bekentenissen uit elkaar te houden. ‘Een valse bekentenis is eigenlijk een soort leugen,’ legt ze uit.

Om te zorgen voor zowel valse als ware bekentenissen liet ze studenten een aantal taakjes doen. Soms moesten ze samenwerken en soms moesten ze een taak juist alleen doen. Later werden sommige studenten er onterecht van beschuldigd dat ze hadden samengewerkt terwijl dat niet mocht. Geven probeerde ze vervolgens tot een valse bekentenis te verleiden. Dat lukte bij de helft. Er waren ook studenten die daadwerkelijk hadden samengewerkt terwijl dat niet de bedoeling was. Ook zij legden allemaal een bekentenis af. 

‘Op papier zien de ware en valse bekentenissen er dan precies hetzelfde uit,’ verduidelijkt Geven. ‘Maar toen we later de geheugendetectietest afnamen bij alle proefpersonen, konden we bijna feilloos zien wie een valse bekentenis hadden afgelegd en wie niet.’

Woorden van onzekerheid

Voor haar Veni wil Geven met experimenteel onderzoek voortborduren op haar eerdere onderzoek naar valse bekentenissen en leugendetectie. Hoe komen mensen tot een valse bekentenis? Welke verhoortechnieken zorgen ervoor dat mensen onterecht bekennen en helpen dus niet bij het achterhalen wat er werkelijk gebeurd is? En hoe onderscheid je een valse bekentenis van een ware? Kunnen de bestaande leugendetectiemethoden daar niet voor worden ingezet?

Voor de opzet van zo’n onderzoek waar valse bekentenissen spontaan moeten plaatsvinden, zijn jaren aan voorstudies nodig. Geven: ‘Valse bekentenissen uitlokken, kan met een techniek die minimalisatie heet. Je neemt dan de consequenties van het bekennen een beetje weg. Dan vertel je bijvoorbeeld dat wat die ander heeft gedaan heel aardig was, alleen niet helemaal de bedoeling en dat er nu wel een probleem is.’

Verder wil Geven ontdekken wat agenten in Nederland doen om de druk in de verhoorkamers op te voeren. ‘Ook hier zijn valse bekentenissen, terwijl alle bestaande literatuur uit Amerika komt.’ Haar indruk is dat de verhoren in Nederland met iets meer respect voor de verdachte worden uitgevoerd en dat daarom de literatuur minder relevant is voor Nederland. ‘Hier mag je – in tegenstelling tot de vs – niet liegen tegen de verdachte, bijvoorbeeld dat je zijn dna hebt gevonden terwijl dat niet zo is.’

Om hierachter te komen wil Geven onder meer onderzoek naar undercoveragenten gaan doen. Niet per se naar de Mister Big-methode – waarbij undercoveragenten of informanten vragen stellen aan de verdachte en zo een bekentenis los proberen te krijgen – maar naar subtielere vormen van beïnvloeding. ‘In Nederland mag je geen vals bewijs aan de verdachte voorleggen. Daarom wil ik onderzoeken wat er gebeurt als je ‘wat als’-bewijs presenteert, bijvoorbeeld dat de schoenmaat van de verdachte gevonden is op de plaats delict. Zulk bewijs is niets waard, maar een onschuldige verdachte kan dat wel als intimiderend ervaren.’

Ook wil ze een paar maanden naar New York om bekentenissen in te zien die bij fbi liggen en in de database van het Innocence Project, een Amerikaanse organisatie die zich inzet om onterecht veroordeelden uit de gevangenis te halen en een eerlijker rechtssysteem te creëren. ‘Ik wil kijken of er linguïstische verschillen zijn tussen ware en valse bekentenissen. Het idee is dat valse bekentenissen meer woorden van onzekerheid zouden bevatten, zoals ‘ik denk’, of ‘misschien’. Ook zouden mensen die onterecht bekennen meer zinloze details geven, bijvoorbeeld dat je op weg naar huis een man met een rood petje was gepasseerd. Maar dat is helemaal niet relevant voor de bekentenis.’

En ze wil nog verder uitzoeken of leugendetectietechnieken valse betekenissen kunnen helpen opsporen. ‘Geen idee of het lukt, maar het is in ieder geval het proberen waard.’