Lees verder
Hoe is de band tussen familieleden die beiden als psycholoog werken? Het NIP laat moeders, dochters, vaders en zonen aan het woord over hun gespreksstof, relatie en familiedynamiek. In deze editie: vader Jan Voortman en zijn zoon Stijn Voortman.
Nederlands Instituut van Psychologen

Recent is Jan zeventig geworden. Hij mag dus eigenlijk van zijn pensioen genieten. Hoewel het even lukte om niet te werken, ging het vrij snel kriebelen. Tot zijn pensioen werkte hij grofweg de eerste helft van zijn carrière als psychotherapeut in de verslavingszorg en de tweede helft als manager en directeur in de ouderenzorg. Nu heeft hij via Ascender zijn eigen praktijk en ziet hij onder meer managers, professionals en ondernemers, veelal uit de zorg, met arbeidsgerelateerde problemen. Jan: ‘Het is leuk om weer als hulpverlener te werken. En omdat ik wat ouder ben en zelf ook manager geweest ben, heb ik een soort street credibility bij deze doelgroep.’

Zijn zoon Stijn is gz-psycholoog en cognitief gedragstherapeut bij AmaCura. Hij behandelt volwassenen in de ambulante zorg. Dwang en angst vindt hij het meest interessant, maar hij ziet volwassenen met allerlei soorten klachten. ‘Het leuke aan dit vak vind ik dat je vragen mag blíjven stellen, terwijl de rest van de wereld allang is opgehouden. Als iemand bijvoorbeeld als de dood is om een fout te maken op het werk, blijf ik maar vragen: “Wat zou er dan gebeuren?” Zo kom je samen tot de kern van de angst. Of je komt erachter dat datgene helemaal niet zo erg zou zijn, huisvader worden bijvoorbeeld.’

Hoe heeft het werk van jouw vader invloed gehad op jouw keuze om psychologie te gaan studeren, Stijn?

Stijn: ‘Nu ik zelf vader ben, merk ik dat ik dingen tegen mijn kinderen zeg die ik ook tegen mijn cliënten zeg. En andersom. Het staat niet los van elkaar. Dus toen ik jong was, zijn er vast ook invloeden via de opvoeding geweest. Of via non-verbale communicatie, hoe je omgaat met meningsverschillen…’

Jan: ‘Stijn heeft gelijk. We hadden het bijvoorbeeld regelmatig over hoe je met conflicten omging thuis. Ik kan me trouwens nog goed herinneren dat Stijn me vertelde dat hij psychologie ging studeren. Ik heb hem dat in eerste instantie ontraden. Vanwege de enorme toeloop van studenten. Maar toen hij eenmaal begon, was het heel leuk en ontstonden er leuke gesprekken tussen ons. Toen leek het eigenlijk alsof het nooit anders geweest was.’

‘Het leuke aan dit vak vind ik dat je vragen mag blíjven stellen’

Stijn

Waar hadden jullie het zoal over?

Stijn: ‘Vooral de laatste jaren hebben we het er eigenlijk veel over. Bijvoorbeeld tijdens wandelvakanties door de Schotse Hooglanden. We doen onder andere weleens intervisies.’

Jan: ‘Die zijn wel een beetje eenzijdig. Ik stel vooral vragen aan Stijn. Hij heeft inmiddels een vracht aan ervaring en omdat ik meer dan twintig jaar niet als hulpverlener gewerkt heb kan hij mij goed helpen. Laats zag ik een cliënt met een enorme fobie om over de snelweg te rijden. In de eerste sessie stapte ik al met hem in de auto om via exposure de behandeling te starten. Ik dacht dat ik op de goede weg was, maar ontdekte later dat hij via zijn zelfspraak alles nietig maakte. Hij vond dat het niet telde want ik zat ernaast, het was rustig op de weg… Met Stijn heb ik het erover gehad hoe je die denkpatronen dan weer moet tackelen.’

Heb je je nooit willen afzetten tegen je vader, Stijn?

Stijn: ‘Volgens mij niet.’

Jan: ‘Ik ben een tijdje in psychoanalyse geweest en vertelde mijn therapeut dat wij altijd een heel harmonieus gezin waren. Toen zei hij: “Nou, misschien waren jullie wel heel goed in het behendig buiten de deur houden van conflicten”. Daar zit wel wat in. En dan heb je misschien als puber ook weinig om je tegen af te zetten.’

Waarin lijken jullie op elkaar?

Stijn: ‘Waarin niet?’

Jan: ‘Als therapeut ben je heel observerend en beschouwend. Je bent dienstbaar aan een ander, staat zelf niet op het veld, maar kijkt naar een ander. Dat is een veilige rol. Daar herken ik ons allebei in. Qua verschillen ben ik denk ik iets minder gefocust. En ik wilde sneller andere rollen uitproberen. Ik ging lesgeven en later als manager werken. Daar moest ik echt aan wennen. Dan moet je beslissingen nemen en die rol was mij nog niet eigen. En ik kon me niet meer verschuilen in die veilige observerende rol.’

Hebben jullie weleens discussies over het vak?

Jan: ‘Als we een casus bespreken en ik stel bijvoorbeeld een andere invalshoek voor dan Stijn, dan zien we vaak beiden ook in dat er voor de andere invalshoek ook iets te zeggen valt. We zijn geen mensen die vanuit onszelf heel stellig zijn.’

Stijn: ‘Dat herken ik. Ik mag af en toe wel eens iets stelliger zijn.’

Jan: ‘Mijn vrouw werkt als jurist en zij neemt weleens een stelling in. Want volgens de wet is iets goed óf fout. Als ik die stelligheid hoor, gaat alles in mij aan staan om dat even te nuanceren.’

Stijn: ‘We zijn heel stellig in het niet stellig willen zijn, haha.’

‘Toen Stijn me vertelde dat hij psychologie ging studeren, heb ik hem dat in eerste instantie ontraden’

Jan

Kunnen jullie elkaar inspireren in het vak?

Stijn: ‘Ik vind het mooi dat Jan enerzijds een soort toenemende rust in het vak krijgt en anderzijds heel goed weet waar zijn valkuilen en gevoeligheden liggen. Dat is een mooie combinatie waardoor je met twee benen op de grond blijft staan.’

Jan: ‘Dat is een lastige vraag. Stijn is in de eerste plaats mijn zoon. Maar ik zie wel dat hij heel degelijk zijn werk doet. Zonder kapsones en op een hele natuurlijke manier kan hij uitleggen wat er aan de hand is. Tijdens mijn intervisies moet ik opschrijven wat hij zegt, anders lijkt het net alsof er geen interventie is, zo vanzelfsprekend lijkt het dan. Terwijl wat hij zegt heel doordacht is. Dat vind ik inspirerend