En inderdaad, geen buitengewone bewering ontkomt op den duur aan het oordeel van Skepter: homeopathie, parapsychologie, astrologie, UFO’s – het complete rariteitenkabinet van de menselijke goedgelovigheid wordt genadeloos aan het spit geregen, ontleed en tentoongesteld. Als bijkomend voordeel kan de lezer van Skepter zich baden in de warme gloed van de eigen intellectuele superioriteit. (Ik wil het blad hier overigens geen onrecht doen – het is prachtig vormgegeven, goedkoop, en er staat iedere keer wel een boeiend stuk in over de psychologie; een aanrader!).
Het is wel opvallend dat één buitengewone bewering systematisch de Skepter-dans ontspringt. Kunt u raden welke? Juist: de bewering dat onze wereld is geschapen door een opperwezen, en dan nog wel een opperwezen dat, als een soort onzichtbare super-Sinterklaas, een luisterend oor heeft voor de smeekbedes en verlanglijstjes van ieder afzonderlijk mens. Soms neemt Skepter een religieuze uitwas de maat (zoals gebedsgenezers), maar het onderwerp religie in algemene zin lijkt welhaast taboe.
Vanwaar deze timide houding ten opzichte van religie als buitengewone bewering? Het zou voort kunnen komen uit respect jegens de religieuze medemens, maar dat verklaart nog niet waarom datzelfde respect onthouden wordt aan de groep paragnosten, die in Skepter geregeld de oren wordt gewassen. Nee, ik denk dat het hier gaat om angst. Religie is anno 2020 in Nederland nog alom tegenwoordig: grofweg de helft van de Nederlanders zegt te behoren tot een kerkelijke gezindte. Hoeveel paragnosten Nederland kent weet ik niet, maar als het er 1 op 100.000 zijn, lijkt me dat veel. Stellen we ons een omgekeerde wereld voor: de helft van de Nederlanders is overtuigd paragnost – stemt op politieke partijen van paragnosten, trouwt bij voorkeur andere paragnosten, stuurt de kinderen naar scholen voor paragnosten – en slechts 1 op 100.000 Nederlanders gelooft in een opperwezen. Zou Skepter dan nog steeds zo kritisch staan tegenover paragnosten, en het onderwerp religie zo mijden als nu het geval is? Ik kan het me maar moeilijk voorstellen.
Het is natuurlijk erg verstandig om angst te hebben voor het leveren van ongezouten kritiek op religie. In de klassieke oudheid hakte Diagoras de Atheïst een houten beeltenis van Herakles in stukken, stak het aan, en droeg de godheid op om zijn dertiende werk te voltooien, namelijk het koken van een knolraap. Dat lijkt een geslaagde grap, totdat je je voorstelt dat Hans Teeuwen morgen in Venlo een vergelijkbare stunt uit zou halen met een Mariabeeldje.
Mag je kritiek uiten op religie? Ben je daar als wetenschapper misschien zelfs toe verplicht? En als je dat doet, hoe dan? Zelf ben ik van nature conflictvermijdend en verwonder ik mij in stilte over de kloof die gaapt tussen het atheïstische wereldbeeld en dat van de gelovige.