Als ik in de ochtendspits uitstap op Amsterdam-Amstel, was het tot voor kort een gekrioel van mensen die zich, ov-chipkaart in de aanslag, voor de in- en uitcheckpalen verdrongen. De laatste tijd echter vormen deze forensen een rij, sluiten achteraan en schuifelen stap voor stap naar voren, totdat ze aan de beurt zijn en hun reis kunnen voortzetten. Een voordringer wordt verbaal of non-verbaal terechtgewezen. Ik denk dat het opdringerige gekrioel tot de verleden tijd gaat behoren. Er lijkt wel een nieuwe sociale structuur te ontstaan, inclusief fatsoensnormen en manieren om die te bekrachtigen.
Zulke spontane sociale afstemming valt mij als forens wel vaker op. In de trein zit ik elke dag in dezelfde coupé en zie daar dezelfde mensen zitten – geen idee hoe ze heten, waar ze vandaan komen, of wat voor werk ze doen. Toch voelt het vertrouwd en misschien precies daarom kies ik elke dag dezelfde coupé. Ook viel het me op, dat ik ’s ochtends mijn fiets altijd in hetzelfde stukje fietsenstalling plaats. Terwijl het een overvolle stalling is, is er altijd precies in dat stuk een plekje. Als dat een enkele keer toch niet zo is, voel ik me onthand en word chagrijnig, alsof iemand ‘mijn’ plekje heeft ingepikt. En loop ik bij terugkomst ’s avonds doelloos door de fietsenstalling, geen idee meer waar ik m’n fiets had neergezet.
Natuurlijk ben ik een enorm gewoontedier, dat enige professionele hulp wel kan gebruiken. Alhoewel, misschien ben ik omgeven door een enorm leger aan gewoontedieren en al die gewoontedieren blijken, zonder zich van elkaars bestaan bewust te zijn, zonder overleg en zonder regels en protocollen, zeer goed in staat om samen een structuur te scheppen waarbinnen onderlinge afstemming op een automatische manier verloopt. Het mooie is dat daardoor iedereen tijd en aandacht kan richten op belangrijker zaken, zoals werk, te organiseren kinderfeestjes, de ochtendkrant, of die column die nu toch echt geschreven moet worden.
Die sociale structuren die mensen spontaan en onbewust bouwen hebben dus enorme voordelen, voor de betrokken individuen zelf en voor de groep of gemeenschap waarvan zij deel uitmaken. Charles Darwin, grondlegger van de evolutietheorie, merkte al op dat groepen met vooral coöperatief ingestelde leden een competitief voordeel hebben ten opzichte van groepen die uit vooral zelfzuchtig ingestelde mensen bestaan. Spontane samenwerking en afstemming hebben fitness functionality en zijn wellicht daardoor en daarom neurobiologisch verankerd. Edward Wilson, een andere fameuze evolutiebioloog, beschrijft dit prachtig in zijn Social Conquest of Earth, waarin hij ingenieuze parallellen trekt tussen groepen mensen en mierenkolonies.
Kortom, mijn ervaringen als verstokte forens weerspiegelen een door de evolutie heen bewaard en verfijnd kenmerk, namelijk om snel en automatisch samen te werken en af te stemmen. Nu alleen nog wat meer in- en uitcheckpalen op de perrons, met dan, hopelijk, wat kortere rijen.
Carsten de Dreu
Prof. dr. Carsten K.W. de Dreu is hoogleraar Arbeids- & Organisatiepsychologie aan de Universiteit van Amsterdam en lid van de KNAW. E-mail: C.K.W.deDreu@uva.nl.