Lees verder
‘Aage M.’
Vittorio Busato

Toen ontwikkelingspsycholoog Franz Mönks in 1988 aantrad aan de Radboud Universiteit als hoogleraar psychologie en pedagogiek van het hoogbegaafde kind, de eerste leerstoel in Europa, kreeg hij in een interview met NRC Handelsblad de vraag of hij een voorbeeld kon geven van een hoogbegaafd iemand. Hij noemde deze bankrover van goede komaf, die in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw bekend stond als meesterkraker en daarbij nooit geweld gebruikte.

Mönks was van 1967 tot 1988 gewoon hoogleraar ontwikkelingspsychologie in Nijmegen. Hij geldt in Nederland als grondlegger van het begaafdheidsonderzoek. Mönks, geboren in Duitsland in een antinazistisch gezin, studeerde en promoveerde in Nijmegen en nam de Nederlandse nationaliteit aan. In 1988 richtte hij het Centrum voor Begaafdheidsonderzoek (cbo) op. De missie van dat instituut was om wetenschappelijk onderzoek naar hoogbegaafdheid te bevorderen, in het bijzonder naar de optimale ontwikkeling van hoogbegaafden en naar de moeilijkheden die zij thuis of op school konden ondervinden. Mönks bouwde daarbij voort op het werk van zijn Amerikaanse collega Joseph Renzulli en diens ‘draaideurmodel’. Dat is erop gericht leerlingen die snel door de verplichte basisstof heengaan, tijdig verrijkende en verdiepende lesactiviteiten aan te bieden.

Het programma is zo georganiseerd dat een leerling in en uit de groep kan stappen zonder het reguliere lesprogramma te verstoren of te verwaarlozen. Het zou dan ook in principe geschikt zijn voor alle begaafdere kinderen; hoogbegaafde leerlingen zullen evenwel wat vaker worden uitgedaagd ‘door de draaideur’ te gaan. Verveling – iets waar hoogbegaafde kinderen gemiddeld vaker last van hebben dan minder begaafde kinderen –  zou daardoor veel minder voorkomen.

Renzulli vat hoogbegaafdheid op als een samenspel van een hoge intelligentie, hoge motivatie en hoge creativiteit (zie figuur). Mönks heeft dat model uitgebreid met – heel creatief – een driehoek, om de sociale omgeving van het kind erin te betrekken. De drie persoonlijkheidskenmerken zijn voor een optimale ontwikkeling gebaat bij een begrijpende en ondersteunende sociale omgeving (gezin, school en leeftijdgenoten). Een positief samenspel van de zes factoren is volgens Mönks een noodzakelijke voorwaarde voor de opbloei van hoogbegaafdheid.

Hoe dat samenspel er voor Aage M. moet hebben uitgezien, daarover heeft Mönks zich bij mijn weten niet uitgelaten.

Beeld: Vittorio Busato