In de jaren zeventig van de vorige eeuw leerde ik hem kennen op internationale conferenties over temperamentverschillen bij jonge kinderen van een leeftijd waarop men doorgaans niet van ‘persoonlijkheidsverschillen’ spreekt. De temperamentkenmerken worden daarbij afgeleid uit hen typerende gedragsbeoordelingen zoals door hun ouders gegeven. Ik zocht destijds naar in hoeverre de factorstructuur van de Big Five bij volwassenen – extraversie, vriendelijkheid, emotionele stabiliteit, nauwgezetheid, en openheid voor nieuwe ervaringen – overeenkwam met gedragsbeoordelingen door ouders van hun kinderen. Plomin hoopte juist dat hij met de reductie tot vijf hoofdfactoren hun voorspelling uit de in ons DNA verscholen genen mogelijk zou maken.
Plomin heeft in zijn adoptie-onderzoeken duizenden kinderen in hun lichamelijke en psychologische ontwikkeling vergeleken met overeenkomstige kenmerken van hun ouders enerzijds en hun pleegouders anderzijds. Hieruit bleek dat geadopteerde kinderen in allerlei opzichten levenslang meer op hun geboorteouders blijven lijken dan op hun pleegouders en hun ‘niet voor adoptie afgestane kinderen’. In zijn tweelingstudies vergeleek hij de ontwikkelingen van grote aantallen eeneiige tweelingen (100% identieke genen) met twee-eiige tweelingen (50% identieke genen). Met behulp van zogeheten ‘polygenic scores’ berekende hij bijvoorbeeld dat het gewicht van mensen voor 70% bepaald wordt door onze genen.
In een recente enquête onder vijfduizend ’jongvolwassen’ Engelsen, aan wie Plomin vroeg te schatten hoeveel procent van ons gewicht bepaald wordt door onze genen, bleek de gemiddelde schatting van die grote groep ondervraagden uit te komen op 40%. Dus een gemiddelde onderschatting van de bijdrage van het DNA aan ons gewicht van 30%! Dit komt, vermoed ik, doordat men tegenwoordig vrij algemeen gelooft dat iemands gewicht bepaald wordt door zijn of haar gedragingen (eetgewoonten en bewegingsintensiteit) – nurture-facturen dus. Het is niet vreemd als uit eenzelfde enquête in Nederland een ongeveer even sterke onderschatting van de invloed van onze genen op ons gewicht zal blijken.
Sommige van zijn resultaten zijn schokkend voor wie gelooft in de mogelijkheid van vermindering van kansenongelijkheid door educatieve maatregelen. Zo heeft Plomin bijvoorbeeld geen effect kunnen vinden van de variabele klassegrootte op onderwijsresultaten van leerlingen. Blueprint. How DNA makes us who we are heeft gemaakt dat ik ben gaan twijfelen aan mijn vroegere geloof in de tegenkrachten van nurture ten opzichte van nature.
Ik moet met enig heimwee afscheid nemen van mijn vroegere optimisme over wat men in een liefderijke gezinsomgeving voor een kind met ‘verkeerde’ genen kan doen. Daartoe horen ook de genen die predisponeren tot een hele reeks psychopathieën. Dus, waarde klinisch psycholoog, ga dit ontmoedigende boek maar beter niet lezen!
Heeft gereageerd op:
Robert Plomin merkte ooit op ‘Parents matter, but don’t make a difference’ (Bron ‘Blueprint: How DNA makes who we are’ uit 2018). Plomin is kortom erg overtuigd van een sterke invloed van de genen op wie we worden en zijn zoals u ook aangeeft. Om dit gedachtegoed wat te nuanceren leze men eens het proefschrift van Laetitia Smarius ‘Stress in the mother-infant dyad’ uit oktober 2018. Zij vond o.a. dat baby’s waar moeders op hun vijfde of zesde jaar tweemaal of vaker tegen schreeuwden een hogere bloeddruk hadden dan baby’s waartegen niet was geschreeuwd. Excessief huilen was niet gerelateerd aan hoge bloeddruk (NRC 5 november 2018). Tja, dat nuanceert toch wel een beetje de uitspraak van voornoemde Robert Plomin. Omstandigheden waarin je opgroeit en leeft kunnen belangrijke invloeden zijn voor wie je wordt en bent. Daarbij geldt hoe extremer en jonger, hoe groter de kans dat ze het leven van een mens tekenen.
Ook onderzoek naar hechting geeft aan dat er wel degelijk invloed is van nurture op verdere levensloop. Misschien kun je zeggen dat die 30% nog aardig wat invloed vertegenwoordigt van ervaring, omstandigheden, kortom nurture. Ik zou het nog niet uitzwaaien. Al raad ik wel aan kennis te nemen van het boek van Plomin. Maar lees dan ook even het proefschrift van Smarius. Of epigenetisch onderzoek. Maar staan blijft we;: genen zijn een belangrijke factor maar niet allesbepalend.