Lees verder
Om eerlijk te zijn: ik heb niet veel met psychologen. Ja ja, denkt u nu, want hoeveel mensen komen er wel niet met die uitspraak de spreekkamer binnen, om vervolgens zonder enige remming hun hart uit te storten?
Wytske Versteeg

En natuurlijk is het oneerlijk om een hele beroepsgroep over één kam te scheren (‘ik heb psychologen onder mijn beste vrienden!’). Maar zo gaat dat nu eenmaal met groepen waarvan je zelf geen deel uitmaakt: je ervaring met degenen die je hebt ontmoet, bepalen je beeld over de rest.

Had ik deze column jaren geleden geschreven, dan was ik ongetwijfeld nog minder genuanceerd begonnen, bijvoorbeeld met een stelling als ‘ik geloof niet in therapie’. Daar was destijds alle reden toe, want al mijn pogingen om professionele hulp te zoeken waren op catastrofale wijze mislukt. Psychologen met een eigen praktijk gaven het doorgaans al snel op met mij, en de gestandaardiseerde benadering van de ggz-instelling waar ik daarna terechtkwam, voelde extreem onveilig. De behandelaars leken van een andere planeet te komen, maar verwachtten wel dat ik hen binnen enkele sessies voldoende zou vertrouwen om mijn ingewikkeldste gevoelens met hen te delen.

Hoop is een risico voor wie er nauwelijks in slaagt zichzelf overeind te houden. Dus werkte elke mislukte poging tot therapie verlammend, maakte elk van die pogingen het oneindig veel moeilijker om opnieuw hulp te zoeken, zelfs als die hulp hard nodig was. Het kostte jaren zoeken voordat ik een therapeut vond bij wie ik het gevoel had dat hij daadwerkelijk luisterde. Sterker nog, wiens eerste vraag was, toen ik hem vertelde over mijn wantrouwen jegens hulpverleners: ‘Voelde je je bij die eerdere pogingen gehoord?’

Nee, was het simpele antwoord – maar niemand had me die vraag ooit gesteld. Uiteindelijk bleek dat wat ik nodig had om te vertrouwen: iemand die zich niet verschool achter handboeken, zich niet vasthield aan vragen waarvan ik het script lang van tevoren kon bedenken. Wat ik nodig had, was een professional die zijn eigen kwetsbaarheid durfde te tonen als mij dat hielp; die in staat was om zijn grenzen te bewaken, maar ook kon toegeven als hij het niet wist; iemand die eerlijk was, en boven alles mens bleef.

Het zorgsysteem is ingericht op efficiëntie en prestaties, op mensen die in hokjes passen. Zo’n systeem moedigt hulpverleners niet aan om risico te nemen, of kwetsbaarheid te tonen. Dat is bovendien niet iets wat je tijdens een studie kunt leren. Want uiteindelijk komt het misschien hierop neer: hoeveel pijn moet je als hulpverlener zelf hebben ervaren om de pijn van een ander te kunnen begrijpen? Hoeveel weet je van de pijn van niet gehoord te worden; van hoe ontzettend veel kracht het kan kosten om domweg om hulp te vragen?

Ik heb niet veel met psychologen. Maar er is weinig waarvoor ik zo dankbaar ben als voor de therapeut die zijn hand naar mij uitstak, die zichzelf als mens durfde te tonen en mij juist daardoor de kans gaf om langzaam te leren vertrouwen dat het wel kan: door een hulpverlener echt gezien, gehoord worden.

Beeld: Megaflopp/shutterstock.com