Er was al wel onderzoek naar gedaan, maar retrospectief. Daarom besloten zeven Amerikaanse psychologen hun onderzoek naar de dromen van therapeuten anders aan te pakken. Ze kregen dertien aankomende psychotherapeuten zo ver een droomdagboek bij te houden gedurende hun opleiding (een of twee jaar). Daarnaast vulden de therapeuten diverse vragenlijsten in – voor en na het onderzoek. Ook werkten ze mee aan een interview na afronding van een therapie met een cliënt over wie ze minstens een keer gedroomd hadden. In totaal behandelden de therapeuten 63 cliënten.
Per jaar rapporteerden de therapeuten 546 dromen. Cliënten bleken gemiddeld nog geen procent van deze dromen uit te maken. Toch droomden negen van de dertien therapeuten minstens een keer over hun cliënt. Het waren vaak onprettige, maar wel verhelderende dromen, bekenden ze. Zij konden hun droom direct met de therapie in verband brengen. Ze maakten bijvoorbeeld duidelijk waar de cliënt mee worstelde, of waar de therapeut zelf in de therapie tegenaan liep. De therapeuten zeiden deze inzichten vervolgens in de therapie te hebben ingezet. De onderzoekers menen dat therapeuten daarom alerter moeten zijn op dromen over cliënten, en dat ook binnen supervisie meer aandacht aan deze dromen besteed moet worden.
Het lijkt wat voorbarig zulke conclusies te baseren op de zelfrapportage van negen proefpersonen. Ook over de conclusie dat therapeuten vaker over cliënten dromen dan omgekeerd valt te twisten. Dat slechts 2 van de 63 cliënten zich een droom (of meerdere) konden herinneren waarin hun therapeut figureerde, kan immers net zo goed te wijten zijn aan het feit dat cliënten alleen na afronding van de therapie naar hun dromen werd gevraagd. (ID)
Bron: Hill, C.E. et al. (2014). Dreaming of you: Client and therapist dreams about each other during psychodynamic psychotherapy. Psychotherapy Research : Journal of the Society for Psychotherapy Research PMID: 24387006.