Aaron Beck, de nestor van de cognitieve therapie, heeft onlangs samen met collega Keith Bredemeier een ‘allesomvattend model van depressie’ gepresenteerd, dat depressie niet alleen zou belichten vanuit cognitieve hoek, maar ook vanuit een klinisch, biologisch en evolutionair oogpunt.
Volgens hun schema liggen aan de basis van een depressie nog altijd de depressogene gedachten. Vroege (traumatische) ervaringen en/of een erfelijke predispositie kunnen ertoe leiden dat iemand informatie negatief verwerkt en sterk lichamelijk op stress reageert, wat weer een sombere kijk op het ik, de wereld en de toekomst in de hand werkt. Krijgt zo iemand met een stressvolle gebeurtenis te maken, dan kan de overtuiging bij hem postvatten dat hij een vitaal deel van zichzelf is kwijtgeraakt. Dat verlies zou een reeks andere processen in gang zetten om de verloren energie terug te winnen. Zo zouden negatieve gedachten ontstaan die weer bijvoorbeeld schuldgevoelens, verdriet en terugtrekgedrag teweegbrengen. Maar ook autonome en immuunreacties kunnen optreden, met aandoeningen als lusteloosheid en anorexia tot gevolg.
Beck en Bredemeier stellen dat de overkoepelende functie van dit ‘depressie-programma’ het behoud van energie is. Zoals andere zoogdieren zich terugtrekken en in een hoekje kruipen als zij bijvoorbeeld worden verstoten of een maatje verliezen, zo doen mensen dat ook, luidt de theorie. Een depressie zou dus niets anders zijn dan het residu van een evolutionair overlevingsmechanisme.
Critici plaatsen evenwel vraagtekens bij de evolutionaire basis van depressie, en vinden dat de auteurs te weinig aandacht schenken aan neurologische factoren die een depressie kunnen uitlokken. Ook aan een allesomvattend model valt dus nog wel wat te sleutelen. (ID)
Bron: Beck, A.T. & Bredemeier, K. (2016). A unified model of depression: Integrating clinical, cognitive, biological, and evolutionary perspectives. Clinical Psychological Science, 1-24.