Lees verder
Bij emotiecontrole zijn twee hersencircuits betrokken. Mensen stappen in de puberteit van het ene over op het andere, aldus Nijmeegse onderzoekers.
Else de Jonge

Pubers vertonen geregeld risicovol gedrag. Wetenschappers schrijven dit toe aan heftige emoties en beperkte impulscontrole. Die conditie hangt samen met de toestand van de prefrontale cortex (pfc), het hersengebied dat betrokken is bij redeneren en beslissen en waarvan de voorkant bij volwassenen actief is bij de controle van emoties. Bij pubers is de pfc nog sterk in ontwikkeling.
Onderzoekers van de Nijmeegse Radboud Universiteit wilden meer inzicht in de invloed van de pfc op pubergedrag. Zij lieten 47 veertienjarigen op een computerscherm foto’s zien van blije en boze gezichten. Met een joystick moesten ze de blije gezichten naar zich toe halen en de boze wegduwen, of juist omgekeerd. De laatste, onnatuurlijke reactie vereist, aldus de onderzoekers, meer emotionele controle. Tijdens de taakuitvoering werden fmri-scans gemaakt van de hersenactiviteit van alle deelnemers. Bovendien werd hun testosteronniveau gemeten.
Bij pubers met relatief veel testosteron bleek het voorste gedeelte van de pfc, als ze hun emoties moesten controleren, actiever dan bij tieners met een laag testosteron. Bij de laatste groep waren de amygdala en pulvinar, hersengebieden die betrokken zijn bij de verwerking van emoties, juist actiever.
De onderzoekers concluderen hieruit dat er twee hersencircuits betrokken zijn bij emotiecontrole en dat mensen in hun puberteit van het ene circuit overstappen op het andere. Die overgang zou meer licht kunnen werpen op riskant pubergedrag en op psychiatrische problemen die ontstaan tijdens de adolescentie. Een agressie- of angststoornis bijvoorbeeld, hangt mogelijk samen met een pfc die niet goed geïntegreerd is geraakt in het hersencircuit dat betrokken is bij het beheersen van emoties. (EdJ)

Bron: Tyborowska, A. et al. (2016). Testosterone
during puberty shifts emotional control from ­pulvinar to anterior prefrontal cortex. Journal of Neuroscience, 36. doi: 10.1523/JNEUROSCI.3874-15.2016