Dat concluderen onderzoekers aan de Israëlische Ben Gurion Universiteit. Hoofdonderzoeker Tali Leibovich, zelf arachnofoob, stelde zich de vraag of er bij spinnenangst een samenhang bestaat tussen de perceptie van de grootte van de spin en de emotionele waarde die deze heeft voor de waarnemer. Leibovich c.s. zetten twee experimenten op. Aan het eerste deden 27 studenten mee. Met behulp van een vragenlijst gingen de onderzoekers na of en hoezeer de deelnemers bang waren voor spinnen. Vervolgens lieten ze alle deelnemers plaatjes zien van spinnen, vogels en vlinders. Daarbij was de opdracht de omvang van de dieren in vergelijking met elkaar te schatten. Hoewel alle participanten zeiden spinnen onaangename dieren te vinden, schatten alleen de mensen die hadden aangegeven uitzonderlijk angstig te zijn, deze in als groter dan de vlinders.
Een tweede test – 77 deelnemers, 44 met spinnenangst – moest uitwijzen of vertekening van omvang ook optreedt bij een stimulus die onplezierig maar irrelevant is, dus niet dezelfde angstgevoelens oproept als spinnen. Aan de plaatjes was nu een afbeelding toegevoegd van een wesp. Als de vertekening uitsluitend optreedt bij relevante stimuli zouden mensen die bang zijn voor spinnen de omvang van wespen niet anders moeten beoordelen dan mensen die geen spinnenangst hebben, zo redeneerden de onderzoekers.
Die vooronderstelling bleek juist. De resultaten van de tweede test bevestigden niet alleen die van die van de eerste, maar lieten bovendien zien dat de mensen met spinnenangst de grootte van de wespen relatief juist inschatten en daarin niet verschilden van hun niet-arachnofobische groepsgenoten. Kennelijk is niet alleen beauty, maar ook size ‘in the eye of the beholder’. (EdJ)
Bron: T. Leibovich et.al. (2016). Itsy bitsy spider? Valence and self-relevance predict size estimation. Biological Psychology. doi:10.1016/j.biopsycho.2016.01.009