Lees verder
Wim Hofstee

Goed moment (zie verderop) voor een one-pager over persoonlijkheid. Die blijkt vooral te bestaan uit sociale wenselijkheid. Niks response set, gewoon gedrag: persoonlijkheid is hoe anderen je vinden, en blijkbaar vragen die zich primair af of je gedrag sociaal wenselijk is. Vervolgens is het antwoord bij voorbaat ja, veruit de meeste mensen zijn aan de sociaal wenselijke kant. Er zijn uitzonderingen, een miniem percentage van de mensheid komt bijvoorbeeld vaker onvriendelijk dan vriendelijk uit de hoek. Die uitzonderingen bevestigen de regel: ze vormen het staartje van een vrijwel normale verdeling. De spreiding daarvan is klein, verder dan halverwege de positieve kant van de schaal komen we ook nauwelijks. Veel meer valt er over het onderwerp niet te beweren. Er zijn wat nuances, big five en zo, maar die zijn van ondergeschikt belang. Hoe komen we dan aan de mythe van gewichtige individuele verschillen? In het dagelijks leven door uitvergroting; in de psychologie vooral door het soort klassieke statistiek waaruit je alleen mag opmaken dat maar liefst de helft van de mensen relatief onvriendelijk is.

Zo kort na de verkiezingen is het illustratief te kijken naar verschillen tussen groepen kiezers: ook dat is differentiële psychologie, het politieke is persoonlijk. Ik baseer me op een PVV-factsheet van motivaction.nl. Motivaction doet enquêtes waarvan veel items zo uit een persoonlijkheidsvragenlijst weggelopen konden zijn; sommige zijn dat zelfs. Het betreft hier weliswaar zelfoordelen, maar die kun je als benadering gebruiken. Op basis van antwoordpercentages presenteert Motivaction groepsprofielen.
Wat denkt u bij een profiel waarin men in meerderheid aangeeft zich verantwoordelijk te voelen voor anderen, geïnteresseerd te zijn in wat mensen beweegt en meer op te hebben met gelijkheid dan met individuele verschillen; en afwijzend reageert op: anderen bekritiseren, misbruik maken van vertrouwen, en problemen oplossen met een leugentje? Inderdaad, dit hoort bij het profiel van de doorsnee Nederlander. Maar: ook van de doorsnee PVV-kiezer, want die antwoordt in dezelfde richting. Alleen: het factsheet vermeldt louter items waarop die kiezer significant afwijkt van de rest van de steekproef, waaronder dus deze items. Echter: op het overgrote deel van zelfs die significante items antwoordt de PVV-kiezer dezelfde kant op. Verwarrend? Als je klassiek-statistisch geïndoctrineerd bent.
Wanneer je een Nederlander tegenkomt, is de kans dat die het bijvoorbeeld acceptabel vindt af en toe lichamelijk geweld te gebruiken 1 op 8 (vrouwen 1 op 10, mannen 1 op 6). Als het een PVV-kiezer (overwegend mannelijk) betreft, dan is dat 1 op 4, een significant verschil. Maar je kunt nog steeds 3 tegen 1 wedden dat hij/zij dat niet acceptabel vindt. Als je daarentegen focust op het verschil en gaat stereotyperen, verlies je je weddenschappen.
Stereotyperen voorziet misschien in een politieke behoefte. Voor het dagelijks leven heb je meer aan de hoofdwet van de persoonlijkheidspsychologie: veruit de meeste mensen zijn per saldo aan de sociaal wenselijke kant. Geldt natuurlijk ook voor allochtonen. Zelfs voor autochtone politici.

Wim Hofstee is emeritus hoogleraar Psychologie aan de Rijksuniversiteit Groningen