Omschrijvingen van Sigmund Freud, zowel in het verleden als in het heden, zijn vaak karikaturaal. Hij zou geobsedeerd zijn door seks en er voornamelijk vulgaire ideeën op nahouden, waardoor zijn theorieën te gemakkelijk werden afgedaan als irrelevant. De toneelvoorstelling Freud laat zich echter niet verleiden door deze karikatuur en geeft een ander beeld van de grondlegger van de psychoanalyse. Op het toneel staat een vastberaden, maar ook kwetsbare jongeman die zijn vak en patiënten een warm hart toedraagt en een cruciale bijdrage heeft geleverd aan de ontwikkeling van de psychologie.
Freud is een bewerking van het filmscript Le Scénario Freud van Jean-Paul Sartre. De voorstelling is ontstaan vanuit een samenwerking tussen het Internationaal Theater Amsterdam en het Antwerpse Toneelhuis, onder regie van Ivo van Hove. Van Hove neemt de toeschouwer mee in het innemende verhaal van Freud (Stef Aerts), een ambitieuze neuroloog die ontevreden is met de behandeling van jonge vrouwen met onverklaarde lichamelijke klachten. Na een breuk met zijn leermeester Meynert (Hans Kesting) reist Freud, gesteund door zijn vrouw Martha (Ilke Paddenburg) af naar Parijs waar hij Jean-Martin Charcot (Bart Slegers) ontmoet, een neuroloog die hypnose inzet bij het behandelen van ziekteverschijnselen die destijds als ‘hysterie’ werden aangemerkt. Na zijn terugkomst lijkt Freud – aanvankelijk geïnspireerd, maar ook geconfronteerd met teleurstellingen – de handdoek in de ring te gooien. Een ontmoeting met Cäcilie (Hélène Devos), een patiënte van zijn vriend en collega Josef Breuer (Steven van Watermeulen), brengt hem op andere gedachten en maakt dat Freud zijn theorie zoals wij deze nu kennen begint vorm te geven. De ontwikkeling van zijn theorieën leidt echter van meet af aan tot weerstand vanuit de gevestigde medische wetenschap.
De voorstelling benadrukt het belang van het aandeel van de therapeut in het therapeutisch proces, iets wat zeker in de tijd waarin Freud praktiseerde, leidde tot een flinke dosis weerstand. Aerts speelt overtuigend hoe dit onbegrip en de starheid van de gevestigde medische wetenschap Freud tot wanhoop drijven, terwijl hij tegelijkertijd zijn vastberadenheid behoudt. De toeschouwer wordt niet alleen meegenomen in het conflict tussen Freud en zijn tegenstanders, maar ook in het interne conflict tussen zijn onstuitbare ambitie enerzijds en zijn ondoorgrondelijke eigen angsten en onzekerheden anderzijds. Van tijd tot tijd zou je als toeschouwer een arm om de jonge Freud heen willen slaan en hem willen vertellen: ‘Kop op, blijf volhouden.’
Freud is een indrukwekkende voorstelling en illustreert het belang van reflectie en introspectie binnen zowel psychologische theorievorming als behandeling. De ongemakkelijkheid van het nietweten en het opzoeken van het onbekende drijft Freud zowel tot frustratie als opheldering. Freud laat zien hoe het voortdurend blijven bevragen en uitdagen van gevestigde overtuigingen zowel tot controverse als tot nieuwe inzichten leidt en is een absolute aanrader voor psychologen en zij die daartoe in opleiding zijn.