Lees verder
Homo Plasticus: over het menselijk aanpassingsvermogen door Roel Verheul (2022) Utrecht: Ten Have, 283 p.
Karel Soudijn

Gaat het slecht met de mensheid en de wereld? Psycholoog Roel Verheul roept ons op om crisisgevoel te vervangen door een evolutionaire kijk op onszelf en onze omgeving. Mensen zijn goed in staat zich aan te passen aan veranderende omstandigheden. Vaak hebben we het idee dat we steeds dezelfde persoon zijn, of dat we door een enkele factor worden voortgedreven. Dit is volgens de auteur echter een illusie die in bepaalde opzichten wel functioneel is, maar die we beter kunnen doorbreken. Om ons daarbij te helpen, schreef Verheul een boek dat niet alleen gebaseerd is op inzichten uit de psychologie, maar ook uit disciplines zoals biologie, hersenwetenschap, genetica, psychopathologie, economie, geschiedenis en politicologie. Ook helpt het om sprookjes, pulp en literaire werken te lezen, want die bieden ons mooie modellen van verandering.

Het boek valt uiteen in twee grote stukken. In het eerste deel wil Verheul het idee van ‘de onveranderlijke mens’ ontkrachten. Het tweede deel beschrijft een aantal ‘mechanismen van verandering’. De verbinding tussen de twee stukken wordt geleverd door het accent dat telkens ligt op de dynamische interactie met een omgeving.

Selectiepsychologen zullen graag met de Big Five werken, maar ze moeten zich volgens Verheul goed realiseren dat de scores slechts momentopnames zijn. Een introverte sollicitant zal in de praktijk een eindje opschuiven in extraverte richting – als de praktijk erom vraagt. Ook in andere richting is sprake van dynamiek, want misschien heeft de introverte werknemer wel een kalmerende invloed op drukke en extraverte collega’s. In ruimere zin is het voor persoonlijkheidspsychologen (die volgens Verheul eigenlijk niet zouden moeten bestaan) zinvol om hun ideeën te koppelen aan een levenslooppsychologie: karaktereigenschappen veranderen bij het ouder worden.

Om de waarde van het evolutionaire gedachtengoed te benadrukken, krijgt het dierenrijk volop aandacht. Is kennis hiervan belangrijk voor psychologen? Allerlei details vergeten we misschien snel weer, maar voor Verheul heeft biologie vooral propagandistische waarde. We leren hierdoor te denken in termen van veranderlijkheid. En het gaat altijd om aanpassing aan een omgeving die zelf weer verandert door de activiteiten van organismen die trachten te overleven.

Tussen de bedrijven door lost Verheul ook even een raadsel op waar generaties klinisch psychologen mee worstelen. Allerlei vormen van psychotherapie, gebaseerd op tegenstrijdige uitgangspunten, zijn ongeveer even effectief. Hoe kan dit? Voor de auteur is de verklaring heel eenvoudig: om het leven van cliënten te veranderen, moet je die mensen eerst uit evenwicht brengen. Het doet er niet toe welke middelen je daarbij gebruikt. Op destabilisatie moeten cliënten zélf wel reageren met iets dat een nieuw evenwicht tot gevolg heeft. En ook dat is slechts tijdelijk.

Om zijn lezers uit evenwicht te brengen, ontkracht Verheul talrijke modieuze ideeën. U bent méér dan uw brein. U bent ook méér dan uw genen. Natuurlijk speelt genetische uitrusting een belangrijke rol in ons leven, maar die is niet allesbepalend. Er is vrije wil. En we hebben te maken met relaties en groepen. Vooral daarin gebeurt het.