Lees verder

Illusies, we hebben ze allemaal. Soms weten we het zelf en vinden we het heerlijk om erin weg te dromen. Soms hebben we er geen benul van hoe onze hersenen ons voor de gek kunnen houden en ons meer laten waarnemen of denken dan we kunnen dromen. Zijn we dan meteen gek? Of is dat te makkelijk gedacht? Of juist te moeilijk? Bestaat er een grens? Wat is ‘gek’ eigenlijk? Antwoord op deze vragen geeft André Aleman in zijn nieuwste boek Hersenspinsels; een zeer gedegen boekwerk waarin hij op begrijpelijke wijze de grens beschrijft tussen normaal en abnormaal, werkelijkheid en fantasie, voor eenieder die wetenschappelijke interesse heeft in het ontstaan van de psychose, met specifieke aandacht voor denk- en waarnemingsstoornissen.

André Aleman (1976) is een zeer getalenteerde jonge onderzoeker die in 2006 de prestigieuze European Young Investigator Award van de European Science Foundation won. Hij is hoogleraar neuropsychiatrie aan het umc in Groningen, waar hij zich vooral bezighoudt met onderzoek naar het ontstaan van hallucinaties en waanbeelden bij mensen met schizofrenie. Zijn eerste contact met deze patiëntengroep beschrijft hij dan ook treffend in zijn voorwoord: ‘De ontmoeting met een patiënt die een kabouter op zijn schouder zag zitten en die zijn vingers gebruikte als pistolen’. Een prachtig voorbeeld van iemand die verstrikt is in de creaties van zijn eigen geest. Deze lijn zet Aleman door in de rest van zijn boek: tal van voorbeelden worden gegeven en casussen worden geschetst, waardoor de abstracte concepten helder en concreet worden uitgelegd met name voor mensen die er nog weinig vanaf weten. Met de nadruk op nóg, want na het lezen van deze uitgave is je kennis over de wetenschappelijke ontwikkeling op het gebied van de psychose aanzienlijk toegenomen.
Aleman bouwt het boek mooi op door te starten met twee algemene hoofdstukken waarin hij uiteenzet dat het gezonde brein regelmatig waarnemings- en logicafouten maakt. Zo beschrijft hij fenomenen als gezichtsbedrog aan de hand van alledaagse voorbeelden (denk aan de maanillusie: zij lijkt groter als zij laag staat, nabij de horizon) en schenkt hij aandacht aan specifieke denkfouten zoals de ‘bevestigingsneiging’: we letten alleen op informatie die bij onze ideeën past, al het andere zien we niet. In het derde hoofdstuk richt Aleman zich op het verschil tussen ‘psychiatrisch ziek’ en ‘niet ziek’, waarbij hij uitkomt op de continuümhypothese, die stelt dat psychotische belevingen bij iedereen kunnen voorkomen, maar de intensiteit en frequentie van deze ervaringen verschillen. Hij onderbouwt dit door enkele onderzoeken te bespreken die zijn gedaan in populaties van gezonde proefpersonen. In de daaropvolgende hoofdstukken worden de waanbeelden en hallucinaties in klinische vorm verder uitgediept. Beide hoofdstukken starten met een relevante casusbeschrijving waardoor elk concept concreter en grijpbaar wordt.
Hoofdstuk zes is een meer biologisch hoofdstuk over de werking van het brein, essentieel om de functionele kant van denk- en waarnemingsstoornissen te begrijpen. Toepassingen als fmri en pet-scans worden uitvoerig beschreven. In hoofdstuk zeven neemt hij de Transcraniële Magnetische Stimulatie (tms) onder de loep, een nog in de kinderschoenen staande behandeling voor patiënten met persisterende hallucinaties. In dit hoofdstuk maakt hij binnen de stoornis een uitstapje naar de negatieve symptomen anhedonie en apathie en daarbuiten naar de depressieve stoornis, waarmee hij de werking en het belang van tms afdoende weergeeft. Aleman eindigt met een hoofdstuk over het (beperkte) ziekte-inzicht bij patiënten met schizofrenie en beschrijft onder andere hoe dit verbeterd kan worden met farmacotherapie en psychologische methoden zoals motiverende gespreksvoering en zelfreflectietraining.
In een boek van enkel 223 pagina’s kan Aleman natuurlijk niet alle inzichten over de psychose of schizofrenie bespreken; daarom licht hij er enkele thema’s uit. Hij geeft veel informatie op een zeer compacte manier, waarmee hij net iets verder gaat dan alleen de basis. Door het bespreken van vele experimenten en het met naam en toenaam vermelden van bijbehorende onderzoekers, kan het soms net iets te veel van het goede worden en afleiden van de initiële boodschap. Hij schetst op die manier echter wel een mooi beeld van de huidige stand van zaken en de ontwikkeling die eraan voorafging. Bovendien interessant voor de wetenschappelijk (geschiedenis) geïnteresseerden onder ons. Wat Aleman overigens tussen de regels door heel knap doet, is zijn betrokkenheid bij deze patiëntengroep tonen. Hij stigmatiseert niet, hij labelt niet, maar biedt juist een helpende hand met een wetenschappelijke basis.
Een boek waarin drogbeelden, zinsbegoochelingen en verzinsels worden beschreven, met een bijpassende titel die tevens vooral verwijst naar het concept van de ‘psychose’. Eigen hersenspinsels hieromtrent kunnen opzij worden gezet en een objectieve houding kan worden aangenomen. Ik zou het boek beschrijven als een ware eye-opener (of misschien beter gezegd: ‘mind-opener’) voor mensen die nooit bij de psychose en schizofrenie als zodanig hebben stilgestaan.

Mw A.F. Nederlof, MSc. is als promovendus werkzaam aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, Postbus 1738, 3000 DR Rotterdam. E-mail: nederlof@fsw.eur.nl.