We krijgen niet alleen te lezen hoe Koos steeds verder achteruitgaat, maar zien vooral hoe Marjolijn haar best doet om zijn leefwereld telkens wat meer te structureren. Het blijkt nodig om steeds uitvoeriger te controleren wat hij doet of nalaat. Eerst kan worden volstaan met een bezoekschema voor familie, vrienden en kennissen, maar al gauw komt professionele hulp van thuiszorg in beeld. Als later opname in een verpleeghuis nodig is, zien we Koos eerst op een afdeling voor relatief lichte gevallen; korte tijd later verhuist hij naar de afdeling voor zwaar demente patiënten. Niet alleen geestelijk, maar ook lichamelijk gaat het slechter met hem. Koos krijgt kanker. Hij sterft op 83-jarige leeftijd.
Het verslag van Markus is geschreven in romanvorm. Dialogen maken het verhaal vlot leesbaar, al zal hun waarheidsgetrouwheid meer in de geest dan in de letter gezocht moeten worden. De auteur maakt duidelijk hoe dementie gepaard gaat met karakterverandering en decorumverlies, maar tegelijkertijd is ook opmerkelijk hoe mooi haar vader allerlei ingesleten sociale vaardigheden gebruikt om naar buiten toe de schijn op te houden dat hij nog aansluiting bij anderen vindt. Geestelijke en lichamelijke aftakeling is voor alle betrokkenen een emotioneel proces. Angst gaat samen met weerstand tegen verandering.
De schrijfster is lovend over het verpleeghuis waarin haar vader werd opgenomen, maar ze is behoorlijk kritisch over de wijze waarop thuiszorg de hulp organiseerde. Thuiszorg liet nogal wat steken vallen. De huisarts van Koos wordt in het eerste deel van het verhaal als een onsympathieke en weinig meevoelende functionaris beschreven. Verderop krijgt hij lof toegezwaaid voor zijn inzet. Andere medici en verpleegkundigen komen er ook niet altijd evengoed van af. Soms lijkt deze roman bedoeld als afrekening met falende personen en instanties. Toch is de overheersende indruk, dat de gezondheidszorg uitstekend is georganiseerd in het deel van Nederland waarin Koos leefde. Eigenlijk is het verbazingwekkend hoeveel personen en organisaties telkens weer op korte termijn ingeschakeld konden worden om de patiënt te helpen.
En onze vakgenoten? In deze roman zien we hen nauwelijks aan het werk. Tweemaal komt een psycholoog tevoorschijn, zonder een rol van betekenis te spelen. Een paar keer worden wat testscores vermeld die ongetwijfeld door een psycholoog zijn geleverd. Maar dat is het wel zo’n beetje. Psychologen lijken hier vooral achter de coulissen op te treden. Het blijft onduidelijk hoe gunstig of ongunstig dit was voor Koos en Marjolijn.
Door Marjolijn Markus (2017)
Maassluis: Uitgeverij de Brouwerij, 239 p.