In de eerste helft van dit boek staan varianten van hechtingsproblematiek beschreven. De tweede helft werkt toe naar compensatiemogelijkheden. Om zijn eigen aanpak in te leiden springt Appelo echter eerst over naar de filosofie. Hij bespreekt Plato (in samenhang met Freud), Nietzsche en Sartre. Plato biedt een beknopte driftenleer die cliënten waarschijnlijk gemakkelijker kunnen onthouden dan de eerder in het boek gepresenteerde vormen van fysiologie en neuropsychologie. Nietzsche laat zien hoe men schijnbaar onmogelijke opdrachten kan uitvoeren. Sartre benoemt de keuzevrijheid die mensen hebben, maar legt nadruk op onze verantwoordelijkheid voor anderen.
Het laatste kwart van dit boek bevat vier voorbeelden van een behandeling. Appelo demonstreert hoe hij cliënten tegemoet treedt. Veel aandacht krijgt het stellen van concrete, realistische doelen. Cliënten krijgen voorlichting over hun problematiek, maar de therapeut legt ook sterke nadruk op keuzevrijheid en het belang van de eigen inzet. Naast gangbare technieken uit de cognitieve gedragstherapie introduceert Appelo een aan Plato ontleende metafoor: de