Wij worden er op aangesproken, ik tenminste. Hersenwetenschappers schrijven dat vrijheid en bewustzijn niet bestaan, juristen vragen zich af of ze dan nog wel iemand kunnen veroordelen, en vervolgens komen mensen daarmee aan bij de psycholoog. Soms met bezorgde gezichten, van zijn jullie nou echt gek geworden; soms pesterig: zie je wel, die psyche van jullie is ook nooit wat geweest. Misschien moeten we zeggen: wij gaan daar niet over, en doorverwijzen naar de filosoof, maar dat is ook wat slapjes. Immers, het onderwerp is niet van vandaag of gisteren.
Vanaf de sixties werd de psyche gedetermineerd door de omgeving, inzonderheid de maatschappij. Vanaf de eighties kwamen de genen in zwang; tegen de zeros dus de hersenen. De vrije wil bestond al lang niet; ons doen en denken is intussen zelfs overgedetermineerd. Trouwens, mij hoefden ze niks te vertellen: ik ging er als puber al prat op dat ik nooit een weloverwogen beslissing neem. Ik geniet dus onbekommerd van experimentjes waaruit blijkt dat keuzes ergens in de hersenen worden gemaakt voordat je ze zou kunnen beredeneren. Maar: met vrijheid heeft dat niets te maken, laat staan met verantwoordelijkheid. De beste ontrafeling van dat misverstand is al zo’n halve eeuw geleden ondernomen door Benjamin Kouwer, psycholoog en existentialist.
Je kunt, aldus Kouwer, praten over mensen en met mensen, ze nemen als gespreksonderwerp of als gesprekspartner, object dan wel subject. Als object, bijvoorbeeld van onderzoek, bestaat hun vrijheid of bewustzijn bij voorbaat niet, de subjectiviteit van objecten is per definitie buiten beeld. Je moet daar ook niet naar willen zoeken, want dan zit je dingen door elkaar te halen (Kouwer noemde die categoriefout ‘bedrog’). Omgekeerd, als je met mensen praat, bijvoorbeeld met cliënten of met je buurvrouw, dan is hun subjectiviteit bij voorbaat gegeven, immers, tegen objecten steek je geen verhaal af. En als je tegen ze zou zeggen dat hun vrije wil niet bestaat, moet je erop bedacht zijn dat ze bijvoorbeeld gaan vragen waar die bewering van jou dan door gedetermineerd is.
Nu is het bereik van Kouwers analyse beperkt, zei hij zelf, tot gevallen waarin mensen ‘principieel doen’ over psychologie. Voor de praktijk had je er weinig aan. Immers, het scenario daar is dat je met mensen over ze praat, individueel of collectief, en dat is ‘onmogelijk’ – op de manier waarop psychologen onmogelijke mensen zijn – of zelfs ‘onethisch’. Maar dat gaat nu ook weer wat ver. Psychologen samen met hun gehoor voeren dagelijks dat paradoxale kunststukje uit; mensen kunnen wel degelijk zelf baat hebben bij een objectieve assessment. Van hun persoonlijkheid bijvoorbeeld – mits je die door derden laat beoordelen, want van self-report en navelstaren word je niet heel veel wijzer.
Per saldo zou je onderzoeksresultaten waar mensen ‘zelf bij zijn’ het best als provocaties kunnen opvatten. Je gaat er dan vanuit dat de gesprekspartner ze niet voor honderd procent serieus neemt. Kun je zelf ook beter niet doen.
Wim Hofstee is emeritus hoogleraar Psychologie aan de Rijksuniversiteit Groningen