De IQ-score die een kind1 op een bepaald moment haalt, hangt af van allerlei factoren. Zo kunnen IQ-scores beïnvloed zijn door werkhoudings- en/of aandachtsproblemen (Pameijer, 2014)15, testleider-effecten, zoek- en rekenfouten bij de verwerking, storende factoren bij de afname (Tellegen, 2004)20, vermoeidheid, stemming, faalangst (Schouws, 2015)18 et cetera. Daarom kan de IQ-score niet té strikt geïnterpreteerd worden (Tellegen, 2004). Om al te absolute interpretatie tegen te gaan, is het raadzaam gebruik te maken van het bijbehorende betrouwbaarheidsinterval; een soort foutenmarge. Het interpreteren van dit betrouwbaarheidsinterval blijkt echter niet zo makkelijk te zijn.
Stel, bijvoorbeeld, dat u net een WISC-IIINL afgenomen heeft bij Julia. Zij heeft een (T)IQ-score behaald van 97, met bijbehorend 95% betrouwbaarheidsinterval lopend van 90 tot 104. Hoe zou u dit betrouwbaarheidsinterval interpreteren? Eind 2014 hebben wij deze vraag gesteld aan 293 psychologen verbonden aan het NIP. Analyse van de reacties toonde een variëteit aan van mogelijke interpretaties van het 95% betrouwbaarheidsinterval. Dit is