Samenvatting

Delinquent girls

S. Bultman

Upon admission into the Dutch State Reform School for Girls, pupils were subjected to an elaborate examination by means of scientifi cally- underpinned methods. From the 1930s, psychological assessment techniques were used to assess the girls, including the Rorschach inkblot test and psychological examination informed by the methods of the Utrecht School of psychology. With their examinations, the psychological staff wished to ascertain the pupil’s chances of a successful rehabilitation. Strikingly, however, each technique led to a wholly di¯ erent ‘delinquent girl’. Whereas the technique of Rorschach-testing enacted the delinquent girl as someone whose misbehaviour was caused by uncontrollable drives, the technique of psychological examination gave shape to the delinquent girl as someone whose misbehaviour was caused by a dysfunctional parent-child relationship. This article argues, therefore, that how psychological experts measured determined what they saw.


845 Weergaven
3 Downloads
Log in
Eind jaren dertig van de vorige eeuw werd de Rorschach-inktvlekkentest ingevoerd in het Rijksopvoedingsgesticht voor misdadige meisjes; vanaf 1950 was psychologisch-therapeutisch onderzoek de geëigende methode om die meisjes te bestuderen. Saskia Bultman onderzoekt wat de invloed van die psychologisering was op de ideeën over het misdadige meisje. ‘In de psychologische rapporten verscheen een heel ander “misdadig meisje” dan in de Rorschachrapporten.’

Vanaf het begin van de twintigste eeuw werden pupillen in het Rijksopvoedingsgesticht voor meisjes bij binnenkomst onderworpen aan een uitgebreid onderzoek. Aan de hand van dit onderzoek wilde men te weten komen waarom de pupil zich had misdragen, en hoe de pupil het beste behandeld kon worden. Vanaf de jaren dertig en veertig van de vorige eeuw werden bij het observatieonderzoek overwegend methodes uit het veld van de psychologie toegepast. Vanaf de jaren twintig had de psychologie aan terrein gewonnen en waren psychologen op steeds meer plekken in de samenleving werkzaam, waaronder de kinderbescherming (Van Strien, 1993)9.

Dit artikel onderzoekt de invloed van psychologisering, zoals deze in het Rijksopvoedingsgesticht voor meisjes plaatsvond, op ideeën over het misdadige meisje. Het stelt hierbij twee technieken centraal: de Rorschach-inktvlekkentest, die eind jaren dertig in het gesticht werd ingevoerd, en psychologisch-therapeutisch onderzoek, dat vanaf 1950 werd ingezet om de pupillen te bestuderen. Beide technieken speelden een centrale rol in het dagelijkse gestichtsleven.

Literatuurlijst

Het Utrechts Archief, archief 20, Rijksinrichtingen kinderbescherming, hierbinnen: Archief van de gevangenis voor jeugdige vrouwelijke veroordeelden, 1858-1897, tevens huis van verbetering en opvoeding voor meisjes, 1858-1888, vervolgens rijksopvoedingsgesticht voor meisjes te Montfoort, 1888-1909, Zeist, 1909-1950, en Nijmegen, 1950-1975. Inventarisnummer 163, Jaarverslagen, 1946-1954 en de persoonsdossiers van de pupillen, 1905-1950, 1950-1975.

  1. Bultman, S. (2016). Constructing a Female Delinquent Self: Assessing Pupils in the Dutch State Reform School for Girls, 1905-1975. Proefschrift Radboud Universiteit Nijmegen. Enschede: Ipskamp.
  2. Dehue, T. (1990). De regels van het vak: Nederlandse psychologen en hun methodologie. Amsterdam: Van Gennep.
  3. Drunen, P. van & Strien, P. van (1995). Op de proef gesteld: Geschiedenis van de psychologische test. Groningen: Uitgeverij Passage and Archief en Documentatiecentrum Nederlandse Psychologie.
  4. Delicat, J.-W. (2001). Van ijzeren vuist naar zachte hand? Idee en praktijk in de rijksopvoedingsgestichten, 1901-1961. Enschede: Ipskamp.
  5. Frank, L.K. (1939). Projective Methods for the Study of Personality. The Journal of Psychology, 8, 389-414 Galison, P. (2004). Image of Self. In Things That Talk: Object Lessons from Art and Science, edited by Lorraine Daston (pp. 257-296. New York: Zone Books.
  6. Haas, E. (1995). Op de juiste plaats: De opkomst van de bedrijfs- en schoolpsychologische beroepspraktijk in Nederland. Hilversum: Verloren.
  7. Julsingha, L.T. van (1951). Grenzen van het paedagogische en psychotherapeutische element in de Kinderbescherming. Tijdschrift voor Maatschappelijk Werk, 5, 269-270.
  8. Meyknecht, A.J.P. (1946). Het Rorschach-experiment in verband met het moeilijk gevoelsleven van moeilijk opvoedbare kinderen. Nijmegen: Drukkerij Gebr. Janssen.
  9. Strien, P. van (1993). Nederlandse psychologen en hun publiek: Een contextuele geschiedenis. Assen: Van Gorcum. Tonkens, E. (1999). Het zelfontplooiingsregime: De actualiteit van Dennendal en de jaren zestig. Amsterdam: Bakker.
  10. Zuithoff, D. (1954). Enkele sociaal-psychiatrische aspecten in de zorg en nazorg van de ‘verwaarloosde en ontspoorde’ jeugd. Maandblad voor Geestelijke Volksgezondheid, 9, 393-410.
  11. Zuithoff, D. (1963). Een terreinverkenning ten behoeve van de sociale psychiatrie. Arnhem: Van Loghum Slaterus.